Assembleelid Radjendre Debie (VHP) heeft tijdens de behandeling van de Wet Spaar- en Stabilisatiefonds en de Comptabiliteitswet 2024 in De Nationale Assemblee (DNA) op 28 december gesproken over de noodzaak van hervormingen en verduidelijkingen om het financiële beheer van Suriname toekomstbestendig te maken, vooral in het licht van de verwachte olie-inkomsten.
Debie begon zijn betoog met de herziening van de Wet Spaar- en Stabilisatiefonds Suriname uit 2017. Hij wees erop dat de wet, destijds bedoeld om stabiliteit te waarborgen in tijden van economische schommelingen, niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige realiteit. De verwachte inkomsten uit offshore olieproductie bieden Suriname volgens hem een unieke kans om duurzame groei te realiseren en armoede te bestrijden.
Tegelijkertijd benadrukte hij de noodzaak van zorgvuldig beheer om macro-economische instabiliteit en het zogeheten “Nederlandse ziekte”-effect te voorkomen, waarbij traditionele sectoren worden verdrongen door een afhankelijkheid van grondstoffen. “Het is van groot belang om substantiële delen van de inkomsten veilig te stellen,” stelde Debie, “zodat niet alleen de huidige generatie, maar ook toekomstige generaties hiervan kunnen profiteren.”
Hij benadrukte dat het nieuwe fiscale kader verschillende doelen moet balanceren: macro-economische stabiliteit behouden, extra middelen vrijmaken voor ontwikkeling, en financiële reserves opbouwen.
Debie ging verder in op enkele specifieke artikelen van de wet. Zo vroeg hij om verduidelijking van artikel 5 lid 2 over de limieten voor opnames uit het fonds. Ook stelde hij vragen over de beleggingsstrategie, zoals omschreven in artikel 7. “Moet dit niet worden aangeduid als beleggingsbeleid?” vroeg hij.
Volgens Debie zou een duidelijk omschreven beleid beter aansluiten bij de doelstellingen van het fonds. Daarnaast vroeg hij om uitleg over de term “factorbeleggen” en suggereerde dat deze in de begripsbepalingen van de wet moet worden opgenomen. Bij artikel 9 lid 3, waarin wordt bepaald dat leden van de Raad van het Fonds moeten voldoen aan ‘fit and proper’-normen, vroeg Debie naar de grondslag voor de betrokkenheid van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) bij deze beoordeling.
Hij wees ook op inconsistenties in artikel 11 en stelde dat de Centrale Bank van Suriname, in haar rol als staatskassier, niet zonder meer het beheer van de activa van het fonds zou moeten overnemen van de Raad. Daarnaast uitte Debie zijn zorgen over de samenstelling van de Beleggingsadviescommissie, zoals vastgelegd in artikel 13.
Hij vroeg om meer duidelijkheid over het aantal leden en de goedkeuringsprocedure. Ook benadrukte hij dat de doelstellingen van het fonds niet alleen gericht moeten zijn op het behalen van een hoog rendement, maar ook op het minimaliseren van risico’s.
“Immers, hoog rendement gaat vaak gepaard met hoge risico’s,” waarschuwde hij. Over de Comptabiliteitswet 2024 merkte Debie op dat deze een aanzienlijke herziening is van de versie uit 2019. Hij prees de wet voor het bieden van een sterker governance-stelsel en het introduceren van begrotingsregels, maar wees ook op enkele tekortkomingen.
Zo stelde hij dat de noodreserve, zoals genoemd in artikel 14 lid 1, en de koppeling met het Spaar- en Stabilisatiefonds in de huidige wet ontbreken. “De link tussen de begrotingsstrategie en het fonds moet explicieter worden gemaakt,” aldus Debie.
Hij vroeg ook om verduidelijking van artikel 21 lid 6 sub c, waarin wordt gesproken over het afstoten van materieel. Volgens hem is het onduidelijk of dit centraal of door de ministeries zelf zal worden uitgevoerd. Debie pleitte ervoor dat dit proces centraal wordt geregeld, bijvoorbeeld via het ministerie van Openbare Werken.
De volksvertegenwoordiger benadrukte ook het belang van een zorgvuldige en toekomstgerichte aanpak bij het beheer van staatsfinanciën. Hij drong aan op meer transparantie, duidelijkheid en consistentie in de wetgeving. “Alleen met een solide en doordacht fiscaal beleid kunnen we de vruchten plukken van de komende olie-inkomsten en een duurzame toekomst garanderen voor Suriname,” besloot hij.