NDP-fractieleider Rabin Parmessar heeft tijdens de behandeling van de Comptabiliteitswet en de Wet Spaar- en Stabilisatiefonds Suriname aangegeven dat de regering tegen het einde van 2024 onder druk staat om de Wet Spaar- en Stabilisatiefonds aan te nemen en in werking te laten treden. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat de rente op de US$ 315 miljoen oil-linked security van de overheid tijdelijk verhoogd wordt van 9 procent naar 13 procent. Deze situatie vloeit voort uit een overeenkomst met Oppenheimer Bank, die eerder een mogelijke ‘haircut’ van 30 procent tot 70 procent in overweging had genomen.
De financiële gevolgen van deze vertraging zijn aanzienlijk, aangezien de staat dagelijks zo’n US$ 35.000 (ongeveer SRD 1,2 miljoen) verliest zolang de wet niet in werking treedt. Het fonds is opgericht met het doel om op een verantwoorde manier om te gaan met de opbrengsten uit Surinames oliebronnen, om zo de toekomst van het land en van toekomstige generaties veilig te stellen. Ondanks het belang van dit fonds is het echter onduidelijk wanneer Suriname daadwerkelijk zal profiteren van deze opbrengsten. Voorlopig worden de royalty’s uit oliewinningsblok 58 aangewend om de obligatiehouders van Oppenheimer te betalen.
De grote haast waarmee de wet is herschreven, heeft geleid tot diverse slordigheden. Volgens de wet mogen de middelen van het fonds uitsluitend worden gebruikt voor opnames door de overheid binnen de begrotingslimieten of voor commerciële investeringen buiten Suriname. Parmessar uitte zorgen over de koppeling van het fonds aan de jaarlijkse begroting, die elk jaar goedkeuring moet krijgen van De Nationale Assemblée (DNA). Volgens hem kan dit leiden tot ongebreidelde onttrekkingen. “Het gevaar is reëel dat er jaarlijks enorm getrokken kan worden,” stelde Parmessar.
De wet wijst de verantwoordelijkheid voor het kas- en vermogensbeheer van het fonds toe aan de Centrale Bank van Suriname, die hiervoor een vergoeding ontvangt. Dit is volgens internationale standaarden een gebruikelijke aanpak. Verder bepaalt de wet dat er een interne auditafdeling wordt opgezet om de administratie van het fonds te controleren. Parmessar bekritiseerde de onverstandige onderhandelingen met Oppenheimer, zoals die in de wet worden genoemd. “Pas na de herstructurering van de obligaties komt een deel van de olie-royalty’s beschikbaar voor het fonds,” merkte hij op. Hij stelde ook de vraag waarom de voorwaarden van de overeenkomst met Oppenheimer niet vooraf met de DNA zijn besproken.
Daarnaast bracht de Staatsraad op 26 november 2024 een negatief advies uit over het wetsvoorstel. Dit advies ging gepaard met kritiek op de Comptabiliteitswet 2024, waarbij de Staatsraad op 14 belangrijke punten wees die de wet zouden ondermijnen.
Parmessar toonde zich bezorgd over het mogelijke mismanagement van het fonds, aangezien 70 procent van de olie-royalty’s voorlopig geblokkeerd blijft voor de obligatiehouders. Dit plaatst het fonds in een kwetsbare positie. “Als we de wet zorgvuldig hadden besproken, hadden we deze problemen kunnen vermijden. Het was een ernstige vergissing om niet eerst met deskundigen en politieke partijen buiten de coalitie samen te werken,” concludeerde Parmessar.