“Het is het goed recht van Desi Bouterse, Benny Brondenstein, Ernst Geffrey, Stephanus Dendoe en Iwan Dijksteel om een second opinion te vragen,” geeft raadsman Irvin Kanhai aan tegenover Suriname Herald. Hij is nog steeds de advocaat van Desi Bouterse en de overige vier medeveroordeelden, liet hij weten met betrekking tot het verzoekschrift dat een advocatenteam namens de veroordeelden heeft ingediend voor het aanhouden van de uitvoering van de vonnissen. “Dit is de oplossing van de second opinion,” merkt hij op.
Hij is nog steeds in contact met zijn cliënt Bouterse en houdt de ontwikkeling van het verzoekschrift zeker in de gaten. “Een cliënt mag een second opinion vragen van andere advocaten en juristen en daar is verder geen probleem,” zegt hij. Wat hij van het verzoekschrift zelf vindt, wil hij niets van zeggen. “Ik ga geen commentaar leveren op het werk van andere advocaten, zeker niet publiekelijk,” zegt Kanhai. Als hij er commentaar op moet leveren gaat hij het rustig aan de collega’s uitleggen. Hij weigert het werk van collega’s publiekelijk te bespreken.
Kanhai wacht op een afspraak van het Openbaar Ministerie (OM), want die moet hem uitnodigen. Het OM heeft namelijk een stappenplan en volgens dat stappenplan zou er te werk worden gegaan.
Verzoekschrift ingediend
De verzoekschriften zijn op 8 januari 2024 ingediend bij de procureur-generaal, de president van het Hof van Justitie van Suriname en de minister van Justitie en Politie, bevestigen de advocaten. “Uit egards naar de desbetreffende autoriteiten, die nog moeten reageren, zullen wij vooralsnog niet inhoudelijk op de verzoekschriften ingaan,” laten ze weten. Het advocatenteam bestaat uit: Milton Castelen, Murwin Dubois, Martin Misiedjan, Nailah van Dijk en Derrick Veira. Kanhai maakt geen deel uit van dit advocatenteam.
In het verzoekschrift vragen de advocaten op grond van artikel 22 van de Grondwet, niet over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de onrechtmatig gewezen veroordelende vonnissen van het Hof van Justitie, dan wel de uitvoering aan te houden c.q. op te schorten totdat in civiele bodemprocedure voor recht is verklaard dat:
- De Amnestiewet 1989, laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012 no. 49 was toegepast in de eerste aanleg strafprocedures van de belanghebbenden.
- De wettelijke rechtsgevolgen van de Amnestiewet 1989, laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012 no. 49 niet dan wel niet correct zijn toegekend aan de toepassing van de wet in eerste aanleg.
- Door het niet dan wel niet correct toekennen van de wettelijke rechtsgevolgen van de Amnestiewet 1989, laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012 no. 49, de processen ter terechtzitting in eerste aanleg zijn opgeschort in plaats van zoals door de wetgever voorgeschreven definitief beëindigd.
De advocaten verwijzen eveneens het ondersteunend standpunt van het Openbaar Ministerie, vervat in de negen pagina’s tellende schriftelijke verhandeling van Roy Elgin, destijds handelende in zijn hoedanigheid van auditeur-militair, gericht aan de president en leden van de Krijgsraad, gedateerd 4 maart 2016.
Ook wordt gesteld dat de veroordeelden genoodzaakt zijn zich te wenden tot het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens, ter beoordeling van dezelfde rechtsvragen gesteld in het verzoekschrift.
Redenen waarom de belanghebbenden verzoeken om de uitgesproken veroordelende vonnissen op te schorten:
PRIMAIR:
- Niet ten uitvoer te leggen, zulks daar het in 2012 van rechtswege ingetreden rechtsgevolg van artikel 3, lid 1 onder a en b van de Amnestiewet 1989, bekrachtigd bij S.B. 1992 no. 68 en laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012, nummer 49, zich verzet tegen de uitvoering van voornoemde vonnissen, zulks daar de wetgever in artikel 3, lid 1 onder a van de Amnestiewet 1989, uitdrukkelijk het volgende bepaald heeft “De amnestie, als bedoeld in artikel 1, heeft tot gevolg, dat: indien personen veroordeeld zijn tot straf, de bevoegdheid tot uitvoering van die straf vervalt en, voor zover zij zich tot uitvoering van die straf in detentie bevinden, het Openbaar Ministerie, of de rechter die de straf heeft opgelegd! de onmiddellijke invrijheidstelling zal bevelen”;
SUBSIDIAIR:
- Vanwege hun arbitraire c.q. onrechtmatige karakter niet ten uitvoer te leggen, dan wel de tenuitvoerlegging op te schorten c.q. te schorsen c.q. aan te houden totdat in de civiele procedure definitief in rechte is geoordeeld over de rechtsvraag of er sprake is van schending van het Ne Bis in Idem beginsel en totdat Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld heeft over de rechtsvraag of het recht op een eerlijk (straf)proces van de belanghebbenden is geschonden.
Download hier het verzoekschrift (.pdf)