“Ik zeg keihard dat Suriname nog niet alle zaken op poten gezet heeft om te willen verhandelen in carbon kredieten.” Dit zegt Gwendolyn Smith, klimaatdeskundige, in gesprek met Suriname Herald.
Het proces riekt volgens haar naar geheimzinnigheid en verloopt niet transparant. Smith geeft verder aan dat het vraagstuk van koolstofkredieten een complex vraagstuk is dat niet met een korreltje zout genomen moet worden. Verder is het van belang dat de totale samenleving profijt heeft van de opbrengsten, benadrukt de klimaatdeskundige.
Verouderde wetgeving
Volgens Smith loopt Suriname tientallen jaren achter qua wetgeving om te kunnen verhandelen in koolstofkredieten. De huidige wetgeving, de Natuurbeschermingswet van 1954, biedt niet de mogelijkheid om te verhandelen in koolstofkredieten. De nieuwe ontwerpwet Duurzaam Natuurbeheer uit 2022, kan deels als basis dienen. Echter moet deze nog worden behandeld in het parlement.
Gunstige tijd voor verkoop koolstofkredieten?
Suriname heeft voornemens om de koolstofkredieten te verkopen voor US$ 30 per unit. Dit is bevestigd door minister Marciano Dasai van Ruimtelijke Ordening en Milieu (ROM). De internationaal gangbare prijsklasse ligt tussen de US$ 10 en US$ 90 per unit. Volgens Smith, stijgt de koolstofmarkt met 30 procent per jaar. Zij vindt het daarom nog geen gunstige tijd dat Suriname al haar kredieten verkoopt, zeker niet voor US$ 30 per unit, wat volgens haar aan de lage kant ligt.
Smith voorspelt een megagroei van de carbon markt tot zeker het jaar 2050, dat is immers wanneer het doel van “net zero” gerealiseerd moet worden. Dit is het punt waarop broeikasgassen die in de atmosfeer worden uitgestoten, lager of gelijk zijn aan de hoeveelheid die uit de atmosfeer wordt verwijderd. Smith stelt daarom voor dat er slechts een deel van de koolstofkredieten wordt verkocht, waarbij er voor de verkoop van het ander deel gewacht wordt totdat de prijs verder stijgt.
De werking van de koolstofmarkt
Dasai legt uit dat voor het vaststellen van de koolstofprijs, de zogeheten “compliance market” ter sprake komt. “In de ontwikkelde landen verhandelen bedrijven onderling in koolstofkredieten. De prijs wordt dan intern bepaald. Het maken van deze kredieten in zulke landen is ook veel duurder dan in Suriname. Vandaar dat de prijs hiervan aan de hoge kant ligt van het spectrum.” legt Dasai uit.

Voor deze landen geldt er een “cap and trade” mechanisme waarbij de bedrijven een limiet hebben aan uitstoot. Indien zij dit overschrijden, moeten zij de kredieten opkopen van andere bedrijven. Zo beschermen zij hun eigen markt. De ROM-bewindsman zegt verder dat deze geïndustrialiseerde landen of bedrijven een eigen markt hebben waarbij zij niet graag zien dat derden eraan komen. De milieuminister vindt dit onterecht. “Je wilt niet van mij kopen, maar je wil wel dat ik carbon-emissies reduceer.” Daarom is het voor ons als land moeilijk om bepaalde markten binnen te treden. Daar zijn we ook bewust van”, benadrukt hij.
Zullen kwetsbare gemeenschappen profiteren van de verkoop van koolstofkredieten?
Smith kan zich niet terugvinden in de wijze waarop de regering omgaat met het vraagstuk over koolstofkredieten. Ze vindt het een nationale aangelegenheid, waar iedere Surinamer ervan zou moeten profiteren. Het kan bij haar ook niet door de beugel dat belangrijke groepen zoals de inheemse- en tribale volken, die leven in- en van de bossen, niet betrokken worden.
“Je kan niet gaan onderhandelen over koolstofkredieten zonder daarbij enige consultatie te voeren met de belangrijke stakeholders”, klinkt het geïrriteerd. Zij vraagt zich verder af waarom er geen “stakeholders engagement” gehouden is met verschillende groepen binnen de samenleving.
Ook de wijze waarop de inkomsten besteed zullen worden baart haar zorgen. Zij pleit ervoor dat de opbrengsten terugvloeien naar de samenleving, met name naar de inheemse en tribale gemeenschappen, die de bossen generatieslang hebben beschermd maar hard getroffen worden door de gevolgen van klimaatverandering. Hun tradities, gebruiken en levensonderhoud worden bedreigd. Zo is er nu in verschillende delen van het binnenland extreme droogte, waarbij op bepaalde locaties in de rivieren het water helemaal opgedroogd is. Dit bemoeilijkt het goederen- en personentransport. Vers in het geheugen zijn ook de overstromingen vorig jaar, waarbij verschillende dorpen in Brokopondo blank stonden.
Ook Dasai onderstreept de kwetsbaarheid van Suriname voor de gevolgen van klimaatverandering. “We moeten dus als land de mogelijkheden bekijken voor financiering zodat wij ons weerbaar kunnen maken en kunnen aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering,” zegt hij.
“Kijk maar naar de waterschaarste in bepaalde delen van het binnenland vanwege de extreme droogte. We kunnen afwachten, of we kunnen zelf kijken hoe wij alvast bepaalde financieringsmechanismen kunnen gebruiken”, zegt de ROM-topman tot slot.
Dit artikel is tot stand gekomen middels een samenwerking tussen Climate Tracker’s COP28 Climate Justice Journalism Fellowship en Suriname Herald.