Het Hof van Justitie, in de hoedanigheid van beroepsinstantie van het Advocaten Tuchtcollege, heeft op 13 november advocaat Helen Vreden voor de duur van zes maanden geschorst van de balie van advocaten. Hierdoor mag de advocaat haar beroep gedurende deze periode niet uitoefenen of zich laten waarnemen.
Aanleiding van deze tuchtmaatregel is dat na de beslissing van het Advocaten Tuchtcommissie om Vreden te schorsen, zij tegen dat besluit in beroep ging. Na onderzoek is het Hof tot het eindoordeel gekomen, dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn of haar cliënt te behartigen op de wijze dat hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
Deze vrijheid is echter niet absoluut, maar wordt onder meer beperkt door het feit dat een advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, geen feiten mag stellen, waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen en bij de belangenbehartiging van zijn cliënt erop moet toezien dat hij de belangen van de wederpartij niet onevenredig of onnodig schaadt zonder redelijk doel.
De advocaat behoort zich te onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Door zich bewust op een dergelijke manier over klager uit te laten heeft verweerster de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid ver overschreden, stelt het Tuchtcollege.
De klager (dat is de persoon, die een klacht heeft ingediend) heeft langer dan 12 jaar de financiële en andere zaken van twee zusters behartigd, echter had de familie van de gezusters haar bedenkingen en ze vroegen aan advocaat Vreden juridische bijstand. De advocaat heeft op verzoek van haar cliënten twee rechtszaken bij de civiele rechter aanhangig gemaakt, waar ze vroeg om klager te veroordelen om rekenschap te geven en verantwoording af te leggen over alle handelingen c.q. werkzaamheden, die hij namens de gezusters heeft verricht.
Ook werd gevraagd hem te gelasten dat hij zijn taken als testamentair executeur (is een persoon die in een testament is aangewezen om zelfstandig de erfenis af te handelen) afgewikkeld. Terwijl de zaak nog in behandeling was bij de kantonrechter stuurde Vreden een brief naar onder andere de media en andere christelijke instanties. Op 17 oktober 2020 heeft de kantonrechter de familie niet ontvangen in haar eis.
Hierna heeft de klager een klacht ingediend bij het Advocaten Tuchtcollege, waarin hij vroeg om maatregelen te treffen tegen advocaat Vreden, daar hij de mening was toegedaan dat door haar handelingen, namelijk het versturen van de brieven, zijn goede naam en eer zou zijn aangetast. De advocaat werd door de deken van de Orde van Advocaten uitgenodigd, wat Vreden negeerde.
Zij schreef wel een brief waarin zij onder meer aangaf dat de door klager ingediende stukken beter gelezen diende te worden, waardoor leden van de advocatenorde zelf tot de conclusie zouden komen dat de advocaat namens haar cliënten (de familie dus) de getekende brieven naar de verschillende instanties had gestuurd en haar dus geen blaam treft. Ook gaf ze aan dat ze niet het voornemen had in te gaan op de uitnodiging, maar het besluit van het Advocaten Tuchtcollege zal afwachten.
Op 18 februari 2023 werd door het Tuchtcollege de beslissing genomen, dat de klacht van de klager gegrond was en dat de advocaat als tuchtmaatregel voor drie maanden werd geschorst. Hiertegen ging advocaat Vreden bij het Hof in beroep, waarbij het Hof op 13 november het onderzoek sloot en de beslissing van het Advocaten Tuchtcollege vernietigde. Aan Vreden werd een hogere tuchtmaatregel opgelegd, namelijk een schorsing van zes maanden uit het ambt van advocaat.