Twee jongens van 14 en 15 jaar oud, met de initialen P.W. en P.C., zijn schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging nadat een medescholier gewond raakte. Op 14 maart ontstond er na schooltijd een gevecht tussen P.W., P.C. en een andere jongen. W.R., die ook een scholier is, zag het gevecht en besloot tussenbeide te komen. P.W. en P.C. dreigden echter wraak te nemen op W.R.
De volgende dag, op 15 maart, probeerde W.R. uit de schoolbus te stappen, maar werd tegengehouden door de twee verdachten. P.C. greep W.R. van achteren vast, terwijl P.W. hem met een schaar drie keer in zijn borst en benen stak. Gelukkig wist W.R. te ontsnappen en deed hij aangifte.
De politie wist P.W. en P.C. op te sporen en te arresteren. Beide verdachten bekenden schuld aan openlijke geweldpleging. Ze verklaarden dat het gevecht met W.R. was begonnen omdat hij hen zou hebben geduwd.
Dit zou de aanleiding zijn geweest voor P.W. om W.R. van achteren vast te grijpen, waarna P.C. hem met een schaar stak. Ze beweerden dat ze een schaar bij zich hadden, omdat die nodig was tijdens handenarbeid.
De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 9 maanden, waarvan 6 maanden en 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en begeleiding door de dienst Jeugd Kinder Bescherming. De rechter zag geen reden om af te wijken van dit strafvoorstel en veroordeelde beide verdachten conform de eis. Omdat de verdachten al eerder in vrijheid waren gesteld, blijven ze met deze uitspraak op vrije voeten.