Het voortraject voor de bouw van de brug over de Corantijnrivier nadert zijn voltooiing, terwijl Suriname de kosten voor de voorstudie dekt. Tijdens de tweede ministeriële bijeenkomst in Georgetown, Guyana, presenteerde het ingenieursbureau WSP Caribbean de resultaten van de voorstudies.
In mei van dit jaar werd in Paramaribo al een update gegeven over de voortgang van het voortraject. Minister Riad Nurmohamed van Openbare Werken (OW) verklaarde vanuit het buurland dat de plannen op schema liggen. Binnenkort volgt een top waarbij beslissingen op het niveau van staatshoofden zullen worden genomen.
De technische details zijn inmiddels bekend. De beoogde startdatum voor de bouwwerkzaamheden is voor eind dit jaar. Vijf toonaangevende bedrijven, die voldoen aan de eisen, doen mee aan de openbare aanbesteding. De brug wordt gebouwd in publiek-privaat partnerschap (PPP-verband) en wel volgens het design-build-finance-operate-maintain-model (DBFOM).
Tijdens het werkbezoek zijn de resultaten van het onderzoek gepresenteerd aan minister Nurmohamed en collegaminister Juan Edghill van Guyana. WSP Caribbean werd vorig jaar na een openbare aanbesteding geselecteerd. De kosten voor de voorstudie worden door Suriname gedekt. Inmiddels zijn de ontwerp- en haalbaarheidsstudies voltooid, samen met alle geotechnische tests en studies die nodig zijn om verder te gaan met de bouw van de brug.
Een topografische beoordeling, verkeersvoorspellingen, PPP-evaluatie, juridisch kader, aanbestedingsdocumenten voor DBFM-modellen en het voorlopig ontwerp van de brug en wegen bevinden zich in de afrondende fase. Tot 1 augustus 2023 kunnen de geselecteerde bedrijven hun definitieve voorstellen indienen. Daarna zal gezamenlijk de selectie plaatsvinden door beide OW-ministeries. De geschatte duur van de bouwwerkzaamheden is drie jaar.
Minister Nurmohamed benadrukt dat de brug tussen Suriname en Guyana onderdeel is van een bredere ontwikkelingsvisie. De positieve spin-off effecten van het project zullen enorm zijn, namelijk werkgelegenheid, bevordering van de regionale handel en industrie, stimulans voor Surinaamse bedrijven en verdere ontsluiting van de regio.