Het peloton executie van vijftien slachtoffers op 7, 8 en 9 december 1982 ziet het Openbaar Ministerie (OM) als een afschuwelijke ramp. Hierover dient er gerechtigheid te komen. Astrid Niamat, waarnemend procureur-generaal, stelt dat het de vervolging opvalt dat raadsman Irvin Kanhai de indruk wekt alsof hij en zijn cliënt, Desi Bouterse, geen vertrouwen hebben in het rechtssysteem en dat in het pleidooi van Kanhai geprobeerd wordt de schuld van het gebeuren onterecht in de schoenen van het buitenland te schuiven.
De hogerberoepszaak in het 8-decemberstrafproces is gisteren weer voorgegaan, waarbij het OM aan het woord kwam. Op 31 juli is Kanhai weer aan set.
Uit niets is naar voren gekomen dat de verdachten op het moment van het begaan van het feit (schieten op vijftien slachtoffers) in een zodanige toestand verkeerden dat hij niet anders kon of behoorde te handelen dan hij heeft gedaan, stelt Niamat in haar requisitoir. Volgens haar probeert de raadsman een verklaring te geven voor de dood van de vijftien slachtoffers in het Fort Zeelandia, namelijk dat het mogelijk een gevolg zou kunnen zijn van de bijzondere psychologische of psychiatrische conditie van de betrokken militairen.
Dit staat volgens de vervolger in schril contrast met de verklaringen van getuigenissen van militairen. De militaire getuigen hebben juist aangegeven dat er geen noodzaak was om te schieten op de vijftien slachtoffers, omdat ze geen gevaar vormden, weerloos zonder wapen waren in hun ondergoed en er vanuit buiten geen aanval was. Ze hebben ook aangegeven dat er met tussenpauzen urenlang werd geschoten op de muren en de arrestanten (lees vijftien slachtoffers).
Het OM stelt dat Bouterse zeer planmatig, doordacht en berekend te werk is gegaan. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk die de strafbaarheid van hen uitsluiten. De waarnemend pg stelt dat de verdachte Bouterse voldoende tijd en ruimte had om te beraden op het te nemen besluit, met name het liquideren van de vijftien slachtoffers. Immers waren deze slachtoffers in de avond van 7 december 1982 en in de ochtend van 8 december opgehaald vanuit hun woning en of verblijfplaats.
Op het moment van ophalen en het doodschieten van deze slachtoffers zaten een aantal uren tussenin en ook zijn deze slachtoffers niet gezamenlijk in een keer doodgeschoten, maar bij delen en met tussenpozen van uren. Ook bleek er geen reden of een aanval van buiten te zijn, dus was er geen sprake van ogenblikkelijke gemoedsopwellingen. Het OM voerde verder aan dat voor en tijdens het ophalen van de vijftien slachtoffers de telefoonlijnen van de nabestaanden stuk zijn gemaakt en is door het achterblijven van de militairen in de woningen de nodige zorg in acht genomen dat de nabestaanden anderen niet konden verwittigen van het gebeuren en al zodanig hun hulp niet kon inroepen.
Het OM voert verder aan dat als gelet wordt op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de uitvoering de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd tot de dood van de vijftien slachtoffers. Bouterse heeft voor een deel de uitvoeringswerkzaamheden voor zijn rekening genomen. Voordat de vijftien slachtoffers zijn omgebracht zijn ze bij hem voorgeleid. In opdracht van hem is het slachtoffer Fred Derby vrijgelaten en zijn de slachtoffers Andre Kamperveen en Jozef Slagveer gedwongen om een verklaring af te leggen.
Het OM stelt verder dat Bouterse heeft aangegeven het onderzoek van de moorden te hebben gelaten voor de pg. Echter merkt het OM dat Bouterse op verschillende momenten getracht heeft het rechtsproces te stoppen, om zodoende zijn veroordeling te ontlopen. Het OM verwijst naar de Amnestiewet.
Het is voor het OM niet gebleken dat Bouterse spijt betuigt en de verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelingen. Hij heeft ook geen politieke verantwoordelijkheid genomen. Onderzoek heeft juist uitgewezen dat Bouterse de vijftien slachtoffers en het buitenland de schuld geeft dat ze bezig waren met een tegencoup, zonder dat hij enig verslag heeft gedaan op welke wijze hij dat onderzoek heeft gedaan. Het OM stelt dat uit het onderzoek niet is gebleken dat de vijftien slachtoffers contact hadden met het buitenland om een tegencoup te plegen in Suriname.
Het OM is de mening toegedaan dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte Bouterse verantwoordelijk moet worden gehouden voor het om het leven brengen van de vijftien slachtoffers, temeer nu vaststaat dat de verdachte in gebreke is gebleken zijn alternatieve scenario nader met concrete feiten en omstandigheden aan te tonen. Het OM blijft bij zijn strafeis van 20 jaar gevangenisstraf en gevangenneming.