De verklaringen van Peter van Haperen en Henk Venoaks hebben geen bewijs opgeleverd dat de vijftien slachtoffers van 8 december 1982 bezig waren met een coup. De verdachte Desi Bouterse heeft zichzelf in de vinger gesneden door zich te beroepen op de verklaringen van Van Haperen en Venoaks, is Hugo Essed, advocaat van de nabestaanden, van oordeel.
Tijdens de voortzetting van de hogerberoepszaak van het 8-decemberstrafproces werd de verdachte Bouterse geconfronteerd met de verklaringen van Van Haperen en Venoaks. Bouterse had namelijk eerder te kennen gegeven dat de Krijgsraad de verklaringen van deze twee getuigen zou hebben genegeerd. Tijdens de zitting werden de verklaringen van Venoaks en Van Haperen integraal voorgelezen en daarover werden vragen aan Bouterse gesteld.
Van Haperen heeft bekend een geheime agent te zijn van Nederland en dat hij de opdracht had om een coup tegen Bouterse voor te bereiden. Die coup zou plaatsvinden op 24/25 december 1982. Van Haperen heeft in zijn verklaring nadrukkelijk gezegd dat hij geen van de vijftien vermoorde personen heeft gesproken. Hij heeft van anderen gehoord dat zij een zogenaamd bruggenhoofd zouden vormen. “Hij heeft deze vijftien mensen nooit gezien noch gesproken. Hoe kan hij weten dat ze bezig waren met een coup?”, stelt Essed.
Bouterse heeft zich ook beroepen op de verklaring van Venoaks. Hij zou Venoaks de opdracht hebben gegeven om een vliegtuig klaar te maken om de mensen naar het buitenland te brengen. Essed licht toe dat Bouterse van oordeel is dat dat bewijs is dat hij de mensen niet wilde vermoorden.
Nadat de rechters de verklaring van Venoaks hadden gelezen bleek dat hij meerdere momenten uitdrukkelijk heeft gezegd: “Ik heb van Bouterse nooit de opdracht gekregen om een vliegtuig klaar te zetten.” “Ook dat is een leugen van de heer Bouterse”, zegt Essed.
De rechters vroegen aan Bouterse als hij in Fort Zeelandia was op 8 december 1982. Hij heeft bevestigd dat hij daar was. Hij wist echter niet welke tijdstippen, want hij kwam en vertrok. Toen aan hem werd gevraagd als hij schoten had gehoord heeft hij aangegeven dat hij die heeft gehoord.
Op de vraag waarom hij niet is gaan onderzoeken waar de schoten vandaan kwamen, heeft Bouterse in de rechtszaal geantwoord dat hij ervan uitging dat het ging om intimidatieschoten bij het verhoor van de verdachten toen in het Fort. Het is gebruikelijk dat wanneer je verdachten verhoort dat je ze intimideert door een schot te lossen. Hij heeft af en toe een schot gehoord en geen schoten, liet hij weten.
Essed vindt dat Bouterse voor de zoveelste keer liegt. Zo zou de toenmalige partner van Bouterse iets anders hebben verklaard. Zij bevond zich niet in het Fort, maar buiten in een woning. Zij heeft verklaard dat zij op meerdere momenten schoten heeft gehoord en mensen heeft horen gillen. “De heer Bouterse die in het Fort was heeft niemand horen gillen?”, vraagt Essed. Volgens hem heeft Bouterse het voor zichzelf gebeerd met de verklaringen die hij heeft afgelegd.
De zaak gaat op 31 januari weer voor.