Minister Albert Ramdin heeft berichtgevingen over torenhoge kosten voor de aanstaande presidentiële dienstreis naar India ontkracht. De bewindsman spreekt tegen dat er bijkans US$ 680.000 uitgegeven gaat worden voor het bezoek dat de regeringsdelegatie op 5 januari aflegt aan het Aziatische land.
“Dit bedrag is niet juist,” aldus de minister van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS). Hij heeft tijdens een persconferentie op 4 januari aangegeven dat de reiskosten geraamd zijn op US$ 150.000.
Doelende op de delegatie, spreekt minister Ramdin van een vrij kleine samenstelling. Inclusief president Chan Santokhi, first lady Mellisa Santokhi-Seenacherry en minister Ramdin zelf, reizen er in totaal twaalf personen af. Leden van protocol, secretariaat en media completeren de delegatie. “De totale kosten vanuit Paramaribo naar New Delhi zijn geraamd op US$ 150.000. Alle kosten lokaal worden gedragen door de regering van India,” zegt de bewindsman verder.
Hij geeft ook aan dat deze missie in het kader van zakendoen veel kan betekenen in de toekomst. Het bezoek is volgens minister Ramdin strategisch van groot belang. India heeft in 2022 de leiding genomen over de G20-landen en zal in 2023 verder invulling hieraan geven. “Vanuit dat perspectief is het enorm belangrijk dat wij de samenwerking versterken.”
De bewindsman zegt dat er een bilaterale c.q. sterk gedefinieerde agenda gepaard gaat met het bezoek. “Het bestaat niet alleen uit de politieke kant, maar ook de diplomatieke samenwerking. Er zijn een aantal overeenkomsten die afgerond moeten worden.” De BIBIS-minister voegt eraan toe dat er ook over functionele bilaterale samenwerkingsprojecten en investeringen van gedachten gewisseld zal worden.