De Wet op de jaarrekening is op 27 oktober met 26 stemmen voor en 12 tegen aangenomen in het parlement. Hiermee krijgt het bedrijfsleven nog een jaar uitstel om zijn jaarrekeningen in orde te maken volgens de regels van International Financial Reporting Standards (IFRS). Het bedrijfsleven is met uitzondering van enkele bedrijven niet in staat geweest om zijn jaarrekeningen in orde te maken.
Bij de aanname van de Wet op de jaarrekening in 2017 heeft De Nationale Assemblee (DNA) rekening houdende met achterstanden bedrijven een grace periode van drie jaar, voor sommige bedrijven vier jaar, gegeven om de jaarrekening in orde te maken. Na vier jaar zijn de bedrijven nog steeds niet zover.
Er wordt gevraagd naar nog een jaar uitstel om zaken in orde te kunnen maken. De oppositie heeft tegen de wet gestemd, omdat zij het belang niet inziet van nog een jaar uitstel. Volgens hen is de wijziging bedoeld om sponsoren en friends and family te accommoderen.
Bij de wijziging van de wet worden ook de omvangscriteria aangepast. Volgens het concept van het ministerie van Economische Zaken, Ondernemerschap en Technologische Innovatie (EZ) is de bovengrens van kleine bedrijven van SRD 3 miljoen opgetrokken naar SRD 50 miljoen netto omzet per jaar.
“Dat wil zeggen dat een bedrijf met SRD 4.5 miljoen netto omzet per maand wordt gerekend tot een klein bedrijf. Hoe kan dat? Dat wil zeggen dat we bijna alle bedrijven in Suriname gaan rekenen tot kleine bedrijven en dan hoeft niemand te voldoen aan IFRS-standaarden. We moeten niet een gelegenheidswet maken om bepaalde sponsoren te gaan accommoderen”, zei Tsang. Volgens hem zijn er geen valide redenen om deze wijzigingen door te voeren.
Ronny Asabina, fractieleider van de BEP, zei dat er is aangehaald dat de sector vanwege COVID en lasten verzwarende maatregelen niet heeft kunnen voldoen aan de verplichtingen, maar dat de VSB andere zaken heeft aangehaald. “Financiële ruimte had men niet, kennisniveau was niet in huis. De vraag is hoever men is met het inlopen van de achterstanden.”
Asiskumar Gajadien (VHP) stelde voor om de boetes tienmaal te verhogen. De regering ging akkoord en verhoogde de boetes van SRD 10.000 naar SRD 100.000 en van SRD 100.000 naar SRD 1 miljoen.
Jennifer Vreedzaam (NDP) zei dat als andere bedrijven konden voldoen aan hun verplichtingen wet en recht moet worden gehandhaafd. Kishan Ramsukul (VHP) zei dat de omstandigheden in 2017 anders waren, maar dat er daarna een heleboel is gebeurd. Het is volgens hem redelijk en menselijk dat de grace periode opnieuw bekeken wordt.
Obed Kanapé, fractieleider van de ABOP, vroeg aandacht voor de controle omdat de ABOP-fractie niet zal ondersteunen dat bedrijven straks niet klaar zijn en DNA weer uitstel moet geven. Ebu Jones (NDP) zei dat als er uitstel wordt gegeven op basis van COVID het een klap is in het gezicht bedrijven die zich in diezelfde COVID-periode wel aan de regels hebben gehouden.
Silvano Tjong-Ahin, minister ad-interim van Financiën en Planning, zei dat hij niet inziet hoe een jaar uitstal wie dan ook zou kunnen beoordelen. Volgens hem zijn de redenen die door het bedrijfsleven zijn aangedragen valide. Hoewel andere bedrijven wel instaat waren te voldoen aan hun verplichtingen, waren er andere die dat niet konden.
“Boetes gaan niet helpen. Ze moeten hun zaak op orde hebben.” De regering zal na aanname van de wet de staatsbesluiten voor het eind van het jaar af hebben. Tjong-Ahin riep de in Suriname opererende accountantsbureaus op om bij hun tariefbepaling rekening te houden met de economische situatie waarin wij ons bevinden en de operationalisering van deze wet niet gaan zien als gelegenheid om hun marktpositie te versterken.