De plannen van operatie Falawatra worden letterlijk en figuurlijk weer boven water gehaald, laat Kolonel Jerry Slijngard, coördinator van het Nationaal Coördinatie Centrum voor Rampenbeheersing (NCCR) weten. Tijdens de operatie waren er toen een aantal gebieden geïdentificeerd, die zouden functioneren als tijdelijke opvang voor de bewoners wanneer ze weer geconfronteerd worden met wateroverlast. Slijngard geeft aan dat de plannen jammer genoeg niet tot uitvoer zijn gekomen.
Operatie Falawatra is de hulpactie die op gang gekomen is bij de overstroming van verschillende gebieden in het binnenland door zware regenval in de eerste week van mei 2006. Deze hulpactie heeft van 8 mei tot 19 augustus 2006 geduurd. In het gebied van de Boven-Suriname- en de Boven-Marowijnerivier trof het stijgende water zeker 120 dorpen.
President Chan Santokhi gaf tegenover journalisten aan, dat het onder water lopen van delen van het binnenland een terugkerend fenomeen zal zijn. Er gebeurt wat met onze natuur en ons milieu, zegt hij. “Als dit zich voordoet tijdens een kleine regentijd, wat is te verwachten tijdens een grote regentijd?”, vraagt hij zich af.
Als de seizoenen zodanig veranderd zijn moeten deskundigen zich gaan buigen hierover, zodat de juiste informatie gegeven wordt, is hij van oordeel. Het is niet iets dat zich voltrekt op Surinaams gebied, maar het is iets dat zich voltrekt in de totale wereld. Suriname moet daarom proactief zijn en beleid gaan ontwikkelen daarvoor.
Hij heeft met kolonel Slijngard afgestemd dat de plannen van operatie Falawatra weer tevoorschijn worden gehaald. Het gaat om plannen die beschrijven hoe er met leefgemeenschappen wordt omgegaan, waarbij er gebruik wordt gemaakt van hoger gelegen gebieden om barakken en tenten tijdens wateroverlast op te zetten. Hij wil dat deze noodopvang wordt neergezet, zodat wanneer de situatie zich weer voordoet, de mensen zich snel terug kunnen trekken. Het is daarom de bedoeling om de plannen weer op de tekentafel te plaatsen, zodat die uitgevoerd kunnen worden.
Slijngard geeft aan dat het identificeren van gebieden samen wordt gedaan met het traditioneel gezag. Het moet gedaan worden met de gemeenschappen aldaar, zodat zij zelf kunnen aangeven, als een bepaalde plek goed genoeg is. Op basis daarvan wordt er een plan gemaakt, zodat er gezamenlijk gekeken kan worden om een onderkomen te bouwen dat ze kunnen gebruiken in nood en tegelijkertijd kunnen gebruiken wanneer er geen nood is. Hij denkt dan aan een gemeenschapscentrum en zelfs aan een noodschool.