Oud-president Desi Bouterse heeft vandaag voor de Krijgsraad verklaard dat er “nooit aan waarheidsvinding” is gedaan. Bouterse, die op 8 december 1982 legerleider was, verweet de Krijgsraad dat informatie van enkele belangrijke getuigen tijdens het strafproces is genegeerd. Ook noemde Bouterse de moorden ‘traumatisch’ en ‘droevig’. Hij zei dat hij er “absoluut niet trots op is” en er “echt veel verdriet” van heeft.
Bouterse noemde in zijn verklaring twee opvattingen die tegenover elkaar staan in het Decemberstrafproces, te weten: de nabestaanden die beweren, dat volkomen onschuldige mensen zomaar een nacht door bloeddorstige militairen voor machtsbehoud zijn opgepakt en vermoord, of dat het erom ging om een gevaarlijke militaire invasie van de voormalige kolonisator af te slaan dan wel te voorkomen, zoals is gesteld door het toenmalige Militair Gezag.
Het lijkt volgens de oud-legerleider dan logisch dat voor een onbevooroordeelde, objectieve procesvoering, het gerechtelijk vooronderzoek niet alleen moest worden gericht op de mensen, die al jaren voor de aanvang van het proces, in de massieve beïnvloedingscampagne vanwege de voormalige kolonisator, als moordenaars zijn gebrandmerkt.
Dit onderzoek moest zeker ook de mensen en instanties aan de andere zijde betreffen, onder meer de nabestaanden en vrienden van de mensen die omgekomen zijn. Eveneens kan gesteld worden dat gelet op de complexiteit en de gebeurtenissen tijdens het afgelopen proces er helaas nooit aan waarheidsvinding is gedaan, zei de oud-legerleider.
In dezelfde context kan volgens Bouterse worden gewezen op de ‘volkomen’ negering door de Krijgsraad van andere voor de gearresteerden belastende situaties, zoals de zeer intensieve communicatie bij dag en bij nacht, met Nederlandse en andere buitenlandse diplomatieke instanties in ons land, in de aanloop naar het moment van de beoogde invasie.
Zo ook uitlatingen, die sommige van die instanties ook tegenover de getuige Fred Derby en Surinaamse regeringsfunctionarissen waaronder de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken zouden hebben gedaan.
Bouterse zei dat de getuige Derby zich publiekelijk zeer verontrust heeft getoond over de plannen van de actievoerenden en de buitenlandse diplomaten, waartoe hij was uitgenodigd. “Hij heeft gezegd niet mee te willen doen in een toneelstuk waarvan hij het script niet helemaal kende. De rechter-commissaris had hem daar zeker iets over kunnen vragen. Hetgeen is nagelaten! Bovendien heeft uw Krijgsraad ook nagelaten dit mee te nemen in uw beoordeling!”
De oud-bevelhebber beklaagde zich in zijn toespraak erover dat de Krijgsraad de getuigenis van Peter van Haperen, volgens hem wellicht de belangrijkste getuige binnen deze context, heeft genegeerd. “Deze getuigenis is door uw Krijgsraad niet eens aan de orde gesteld teneinde die, indien zo gewild, met steekhoudende argumenten, als ondeugdelijk te verwerpen. Dit terwijl de auditeur-militair deze getuige juist wel als zeer gezaghebbend beschouwt”.
Bouterse vervolgde zijn verklaring door te zeggen dat hij zeker weet dat de geschiedenis hem zal vrijspreken van alle schuld aan het trieste, traumatische gebeuren van 8 december 1982. Hij wees erop dat niet vergeten moet worden dat een wezenlijk deel van die geschiedenis besloten is in de documenten, die door de voormalige kolonisator voor 60 jaar in kluizen zijn opgeborgen.
De Krijgsraad heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak naar 29 januari volgend jaar uitgesteld.