Wat een vertoning deze week in De Nationale Assemblee (DNA). Het ABOP-assembleelid Renet Wahki kwam nauwelijks uit zijn woorden toen hij het onderwijsprobleem van zijn dorp wilde aankaarten in het Huis van het Volk. Op sociale media werd door sommigen de spot gedreven met deze parlementariër. Dit optreden van Wahki geeft aan hoe abominabel laag het gesteld is met het niveau van ons onderwijs. Niet alleen Wahki is slecht in onze voertaal, Nederlands, maar dit geldt ook voor het gros van onze assembleeleden. Ook bij grote delen in onze samenleving is het schrikbarend gesteld met het niveau van onze voertaal.
Terwijl Wahki zijn toespraak hield zat zijn collega-parlementariër Mahinder Jogi zichtbaar te genieten van deze schertsvertoning. De volksvertegenwoordiger is zelfs uitgelachen door zijn collega’s wat zeer teleurstellend is. Uit het gebied, waar hij van afkomstig is, is er niet of nauwelijks onderwijs.
Hoewel hij de Nederlandse taal niet machtig is, heeft hij wel zijn punt kunnen maken. Duidelijk is dat hij zeker voor zijn nageslacht pleit, dat die beter wordt opgeleid dan hemzelf. Voor zeker zijn achterban is Wahki een held, omdat hij niet alleen de eerste Trio-inheemse is in het parlement, maar ook heeft hij het gedurfd om zijn mond open te doen en te pleiten voor ontwikkeling van zeker zijn gebied, Kwamalasamutu.
Wahki heeft ten minste gedurfd om te praten, want het is ook voorgekomen dat assembleeleden bijna vijf jaar in het parlement zitten en geen behoorlijke toespraak kunnen houden of kunnen discussiëren over staatszaken. Wahki heeft dat ten minste gedurfd. Ook deze groep verdient een stem.
Maar de vraag is of het parlement niet een niveau te hoog is voor Wahki. In onze volksvertegenwoordiging vinden discussies plaats over ingewikkelde zaken zoals de deal met het Internationaal Monetair Fonds, een verhoging van de omzetbelasting of andere gecompliceerde zaken die direct invloed hebben op het leven van de burger. Van iemand als Wahki moet men dan niet verwachten dat die op een dusdanig niveau kan opereren als volksvertegenwoordiger en weloverwogen kan meebeslissen over deze zaken.
Wahki zal niet in staat zijn om een minister vragen te stellen over bijvoorbeeld het COVID-vraagstuk of over het vaccinatiebeleid. Ook moet niet verwacht worden dat hij zal kunnen discussiëren met collega-parlementariërs. Het is dan mooi om te stellen dat hij de eerste Trio-inheemse in het parlement is, maar meer dan dat is het helaas niet. Zijn zetel is dan een ‘lege zetel’ of hij zal een jaknikker zijn is ons hoogste college van staat. En jammer genoeg is Wahki niet de enige in DNA. Er zijn meerdere, zelfs assembleeleden met zogenaamde hoge opleidingen maar die dan gewoon als verlengstuk van de regering fungeren en alles doen wat de regering wil.
Wahki valt niets te verwijten in deze. Hoofdschuldige is de partij die hem op de lijst heeft geplaatst. De ABOP zou beter moeten weten en niet iemand op de lijst plaatsen, omdat zogenaamd geen enkele regering naar het dorp van Wahki heeft omgekeken. Het is niet de eerste keer dat volksvertegenwoordigers uit deze partij zich in slecht Nederlands hebben geuit.
De partijleiding moet haar leden ondersteunen door ze te trainen, zodat zij een goede beurt maken tijdens een spreekbeurt in het parlement en er minder de spot met hen wordt gedreven. Er zou bijvoorbeeld een taaltrainer ingehuurd kunnen worden om deze personen te helpen om zich beter te profileren. Het is nog niet te laat om deze stap te doen. Maar een goede opleiding zou de basis moeten zijn voor het zitting nemen in het parlement of een ander volksvertegenwoordigend orgaan. Een mulodiploma zou misschien een basisvereiste moeten zijn.
Taalbeleid
Suriname is volgende maand precies 46 jaar onafhankelijk. Het Nederlands is onze voertaal, een taal die in de samenleving een vereiste is, zeker voor een beter leven. Want zonder Nederlands kom je niet hoog op de maatschappelijke ladder. In de overheid, het parlement, de rechterlijke macht, het onderwijs etc. is Nederlands misschien de dominante taal, maar niet een verbindende taal.
Nederlands als taal is ons opgelegd. De meesten praten deze taal niet perfect en de meesten hebben er moeite mee. Regeringen hebben sinds 1975 nooit een taalbeleid ontwikkeld om het taalprobleem in Suriname aan te pakken. Wat Wahki ons op een pijnlijke manier heeft duidelijk gemaakt, is dat Suriname niet alleen een economisch probleem, maar ook een taalprobleem heeft. En het taalprobleem is vervolgens van invloed op de economische status van de burger.
Wordt het geen tijd dat de politiek een discussie start over de taalproblematiek in ons land? Wordt het geen tijd dat we misschien naast de Nederlandse taal, ook Surinaams en Engels doorvoeren in ons onderwijssysteem? En misschien zou men het in DNA moeten toestaan dat parlementariërs die het Nederlands niet machtig zijn, zich dan in de Surinaamse taal kunnen uiten. Wel moet men er dan voor zorgen dat men de grammaticale regels van ons Sranan goed hanteert, zodat alles wat wordt gezegd in Sranan goed kan worden vastgelegd in de handelingen van DNA.
We zijn een land met meerdere culturen. Waarom mag men dan niet meer dan één voertaal gebruiken? Met Nederlands kom je niet verder dan Nederland en België, de twee enige landen in de wereld – samen met Suriname – waar men Nederlands spreekt.
Engels is een wereldtaal en het is daarom dan ook belangrijk dat in het onderwijs vanaf de lagere school deze taal wordt onderwezen. Er is werk aan de winkel voor regering en parlement, maar ook maatschappelijke organisaties kunnen de taaldiscussie opgang brengen. De taal is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van mens en natie.