Wij moeten erop kunnen vertrouwen dat wetten niet naar willekeur worden toegepast. De discussie over hoe om te gaan met de plaats van de heer Edward Belfort op de kandidatenlijst van de Nationale Democratische Partij (NDP), nu hij ons is komen te ontvallen, kan nog een staartje krijgen. Omdat de wet en het rechtssysteem het fundament vormen van onze democratische rechtsstaat, hebben wij geen andere keus dan ons te richten tot de vigerende Kiesregeling.
ADVERTENTIE |
Onder Hoofdstuk XIII, het bekendmaken van de uitslag der verkiezingen, de artikelen 132 tot en met 137 van de Kiesregeling, wordt door de wetgever bepaald hoe te handelen in voorkomende gevallen.
In het onderhavige geval met betrekking tot de overledene, de heer Belfort, geeft artikel 137 lid 2 aan “dat gelijke kennisgeving geschiedt wanneer een kandidaat vóór de stemming komt te overlijden”. De voorzitter van het hoofdstembureau van het betrokken kiesdistrict stelt de president, het Onafhankelijk Kiesbureau en het Centraal Hoofdstembureau onmiddellijk daarvan in kennis.
In het actuele geval van de heer Belfort is het de jure zowel als de facto af te handelen volgens de bepaling van artikel 137 lid 3 juncto artikel 53 lid 1, namelijk: “Ter voorziening in de vacatures bedoeld in het vorige lid treden in de plaats, indien het De Nationale Assemblee betreft, de in de volgorde hoogst geplaatste niet-gekozen kandidaten van de lijst waarop de plaats is opengevallen”.
Omdat de bepaling van artikel 53 lid 1 de bekendmaking van de kandidatenlijsten nog moet plaatsvinden door het hoofdstembureau in een openbare zitting – zoals zij geldig zijn verklaard, naast elkaar in de volgorde bij loting bepaald op een verzamellijst – is het nog mogelijk de kwestie-Belfort op een ordentelijke wijze binnen de Kiesregeling te herstellen. In dit geval zal het Centraal Hoofdstembureau met deze taak worden belast.
Na vandaag zal dit niet meer op deze wijze mogelijk zijn. Met andere woorden, komt een kandidaat na vaststelling van de verzamellijst ingevolge artikel 53 lid 1 van de Kiesregeling te overlijden, dan kan de toepassing van artikel 137 lid 3 niet meer voor het gewenste resultaat zorgen. Dus de kandidaat kan niet zonder meer van het stembiljet worden geschrapt, hoewel betrokkene ook vóór de stemming is komen te overlijden.
De oplossing zal dan ook op een andere wijze binnen de Kiesregeling of binnen de taakomschrijving van het ministerie belast met de organisatie van de verkiezingen moeten plaatsvinden. Het kan nimmer de bedoeling zijn om alle bijkans 600.000 vervaardigde stembiljetten te vervangen. When we close the bridge we will cross the river!
Bezint eer gij begint!
In voorkomende gevallen kunnen de politieke partijen die zich niet kunnen verenigen met de beslissing van de president krachtens de Kiesregeling, niet meer bij hem in beroep treden en kunnen in principe alleen nog de onafhankelijke rechter adiëren. Wanneer de gedachte postvat dat het democratisch rechtsstatelijke gehalte niet aanwezig is bij degenen die binnen de uitvoerende macht moeten beslissen, dan is het leiden in last.
We krijgen dan opmerkingen als die van de heer Robert Vishnudatt, voorzitter van de Volkspartij Leefbaar Suriname, “dat de beroepsmogelijkheid bij de president op voorhand al discutabel is omdat het staatshoofd een duidelijk belang heeft bij het uitsluiten van kandidaten van andere politieke partijen”. En juist hiervoor moet de uitvoerende macht waken.
Een verzoek tot waarborging van de integriteit en transparantie van het verkiezingsproces is hetzelfde als te biecht gaan bij de duivel, want het is de president als beroepsinstantie die al deze onvolkomenheden, voor zover juist, in beroep zou moeten corrigeren. We moeten oppassen dat door naïviteit de organisatie van de verkiezingen niet in gevaar wordt gebracht.
De fase waarin wij ons nu bevinden, is het afhandelen van de verkiezingskalender overeenkomstig de Kiesregeling en overige relevante regelingen richting 25 mei 2025. Daarna staan de politieke partijen voor het grote werk.
Het echte werk!
Voordat zij daar komen, zullen ze bijzondere aandacht moeten schenken aan het echte werk, namelijk de samenstelling van de stembureaus. Daar moet het accent worden gelegd op de integriteit en transparantie van het verkiezingsproces. Dat moet niet bij de president worden afgedwongen, maar bij het Onafhankelijk Kiesbureau of de minister belast met de zorg voor de organisatie van de verkiezingen.
Het is gebruik en bestuurlijk verplicht dat het stembureaupersoneel wordt benoemd en samengesteld in overeenstemming en met medeweten van de politieke partijen die participeren in De Nationale Assemblee. Dit ter voorkoming van frauduleuze handelingen tijdens het tellen van de stembiljetten. Hierin schuilt werkelijk het gevaar, alle mooie verhalen ten spijt. De voorzitters en ten minste drie leden per stembureau moeten vogels van verschillende pluimage (politieke partijen) zijn.
Wees niet naïef te denken dat, als het verkeerd loopt, we weer naar de rechter kunnen stappen. Bij de uiteindelijke uitslag zal de rechter niet kunnen ingrijpen gelet op de artikelen 122 tot en met 131 van de Kiesregeling.
Dat is de wijze van checks and balances die de wetgever heeft toegevoegd binnen het gesloten kiessysteem om te voorkomen dat wij na de verkiezingen Venezolaanse toestanden hier krijgen.
Eugène van der San