De voorzitter van de VHP gebruikt in zijn propagandaverhalen steeds dezelfde vaste componenten: er was een crisis in 2020, de VHP heeft die crisis opgelost, er is economische groei, er is stabiliteit, en verder AOV-verhoging, et cetera, bla bla…
Echter, de waarheid is dat Suriname sinds het einde van de 19e eeuw een bodemloze put is geweest. Sinds ongeveer 1900, het einde van de plantagelandbouw, verkeerde de Surinaamse economie in zwaar weer. Wij importeerden meer dan we exporteerden, en dat is tot op de dag van vandaag zo, met als gevolg een negatieve lopende rekening van de betalingsbalans. Die negatieve lopende rekening komt tot uitdrukking in de onstabiele wisselkoers. Verder was er altijd een begrotingstekort, dat tot 1975 werd aangevuld door de koloniale overheid.
Na 1975 kwamen de gelden van het ontwikkelingsverdrag ter beschikking. In sommige perioden was de wisselkoers redelijk stabiel dankzij een toename van Amerikaanse dollars in omloop, vooral door de informele sector, maar dat waren uitzonderingen. Daarom blijft de wisselkoers stijgen en neemt de koopkracht af. Sinds het jaar 2000 is er geen beleid gevoerd om de deviezenverdiencapaciteit op te voeren, ondanks de aanwezigheid van meer dan 3,2 miljard aan deviezen in de periode 2000-2010.
De gemeenschap moet zich ervan bewust zijn dat Suriname tussen de jaren 60 en 2000 ongeveer US$ 375 miljoen per jaar verdiende, voornamelijk door de export van aluinaarde en rijst. De staat stelde destijds deviezen beschikbaar voor alle importen. Sinds 2000 betaalt de particuliere sector echter alle importen zelf, waardoor de staat meer deviezen overhoudt. Bovendien verdient de staat sinds de afgelopen tien jaar circa US$ 600 miljoen per jaar dankzij de goudexporten.
Er waren wel grote schulden, met name die van Oppenheimer en schulden aan China. De Oppenheimer-schulden waren de grootste, maar dat was de schuld van het Nieuw Front zelf, dat de corruptie bij Staatsolie heeft toegestaan.
Schulden zijn geen reden om naar het IMF te gaan. De huidige regering heeft geluisterd naar quasi- en nepdeskundigen en heeft zich tot het IMF gewend, met desastreuze gevolgen voor de sociale zekerheid van 70% van de bevolking. Suriname ontving voldoende deviezen, dus er was geen liquiditeitscrisis—tenzij men natuurlijk een verkwistend beleid voert. De interventie door het IMF heeft niets opgelost.
De wisselkoers blijft stijgen, er is geen begrotingsevenwicht en ook geen monetair evenwicht; kortom, we zitten nog steeds met de gebakken peren. Het is normaal dat schulden worden geherstructureerd, en gelukkig is dat ook gebeurd. De oude politiek kan de sociaaleconomische problemen niet oplossen.
Het grootste sociaaleconomische probleem van Suriname
Het grootste sociaaleconomische probleem van Suriname is de negatieve lopende rekening, die een constante druk uitoefent op de wisselkoers. Aangezien Suriname een klein land is, moet het de meeste goederen en diensten importeren die nodig zijn voor een samenleving met een redelijke welvaart. De wisselkoers beïnvloedt daardoor nadrukkelijk de koopkracht. Beheersing van de wisselkoers is daarom noodzakelijk. Dit kan alleen als de nationaal beheersbare exportsector voldoende deviezen verdient om de lopende rekening neutraler te maken.
Daarnaast is de verborgen werkloosheid, met name in de publieke sector, groot. In 2025 heeft Suriname een beroepsgeschikte bevolking van 397.000 personen, waarvan de beroepsbevolking 201.000 bedraagt. Er zijn 64.000 ambtenaren, waarvan 44.000 overtollig. De formele werkgelegenheid in 2025 bedraagt 115.000. Het verschil tussen de beroepsbevolking en de formele werkgelegenheid is 86.000, wat overeenkomt met de onvrijwillige werkloosheid en de informele sector. Echter, de informele sector en de onvrijwillige werkloosheid zijn groter: 86.000 plus 44.000 verborgen werklozen bij de overheid plus 10.000 verborgen werklozen in de parastatale sector. In totaal komt dit neer op 140.000 personen.
Er is veel verborgen werkloosheid in de parastatale sector, vooral bij bedrijven als Telesur, Energiebedrijven Suriname (EBS), SLM, SWM en Staatsolie. De publieke sector is een bodemloze put: de productiviteit is laag en de meeste van deze bedrijven zijn monopolies die hun inefficiëntie afwentelen op de rest van de economie.
Dit grote leger van onvrijwillig werklozen vormt een voedingsbodem voor criminaliteit, sociale ellende en geringe economische ontwikkeling. Er is een tekort aan arbeiders, dienstmeiden, tuinlieden en ander lager personeel, omdat velen een overbodige functie bekleden in het ambtenarenapparaat. Dit apparaat verdringt productieve werkgelegenheid.
De Nieuwe Leeuw (DNL) is van mening dat de afslanking van het ambtenarenapparaat, om sociaal-maatschappelijke redenen, gepaard moet gaan met gelijktijdige creatie van nieuwe arbeidsplaatsen in de particuliere sector. Mensen moeten niet gedwongen worden, maar juist worden aangemoedigd, bijvoorbeeld met betere beloning, om te kiezen voor een betere baan.
Oplossingen voor de economische problemen
Om het tekort op de lopende rekening te neutraliseren, moet de exportsector een flinke boost krijgen. Echter, de exportsector kan niet concurreren als de factorkosten, zoals energie, telecommunicatie en technologie, te hoog zijn. Daarnaast schort het behoorlijk aan de productiviteit, zowel in arbeid als kapitaal.
Suriname heeft een daadkrachtige regering nodig met kennis van zaken om de economie te saneren en de exportproductie op te voeren. De Nieuwe Leeuw beschikt over de capaciteit om de economie weer op de rails te brengen.
Het verminderen van de werkloosheid kan eenvoudig door bijvoorbeeld de investering van FFF uit Hyderabad in 50.000 hectare oliepalm te faciliteren. Dit zal circa 7.000-8.000 banen opleveren en de betalingsbalans ondersteunen. Onze spijsolievoorziening zal gegarandeerd zijn, net zoals vroeger bij de oliepalmplantages in Victoria en Phedra. Daarnaast moet de regering investeringen stimuleren die netto deviezen verdienen en veel werkgelegenheid bieden.
De Nieuwe Leeuw zet zich in voor gunstige voorwaarden voor exportproductie, onder andere door factorkosten die hoger zijn dan internationaal omlaag te brengen. Suriname is een olieproducerend land met waterkrachtenergie, en toch zijn de energiekosten hoger dan de opportuniteitskosten. Doorlichting en sanering van Staatsolie en EBS zullen met strakke hand worden doorgevoerd. Dit geldt ook voor Telesur, SWM en SLM.
Daarnaast is De Nieuwe Leeuw voorstander van een goed doordachte privatisering van staatsbedrijven. Daartoe moet een gedegen beleidskader worden opgesteld. De Nieuwe Leeuw is geen voorstander van technische en economische maatregelen gebaseerd op nattevingerwerk.
Verdubbeling van de rijstproductie is haalbaar binnen vijf jaar. Er zullen maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat het deviezencomponent niet hoger ligt dan de CIF-waarde van geïmporteerde rijst. Gezien de strategische waarde van voedselproductie zal De Nieuwe Leeuw alle krachten mobiliseren om deze sector te versterken. Suriname heeft tal van comparatieve voordelen, zoals voldoende zoetwater en energie. Het enige wat ontbreekt, is een beleid dat deze voordelen omzet in concurrentievoordelen. Daarom zal de landbouwbank opnieuw als zelfstandige entiteit worden opgezet met filialen in de belangrijkste landbouwregio’s.
Tot slot, met internationaal concurrerende factorkosten voor energie, water, land en telecommunicatie zal de oprichting van industrieparken de maakindustrie een gunstige boost geven. Suriname is toegetreden tot de Caricom-markt om een grotere afzetmarkt te creëren voor zijn producten.
Ir. Dharmvir K. Mungra
Voorzitter De Nieuwe Leeuw