De Surinaamse economie heeft sinds 2015 te maken met zware uitdagingen, die voortvloeien uit zowel interne als externe factoren. Deze factoren speelden een cruciale rol in de verslechtering van de economische situatie van het land en hebben de financiƫle positie van het land ernstig onder druk gezet. Dit heeft geleid tot de noodzaak van het uitvoeren van een herstelprogramma.
Een van de belangrijkste externe factoren die de Surinaamse economie beĆÆnvloedden, waren de wereldwijde fluctuaties in de grondstofprijzen. Suriname is sterk afhankelijk geweest van de export van mineralen en grondstoffen zoals goud. Het verschil in inkomsten voor de overheid uit de goudsector is duidelijk wanneer gekeken wordt naar de gemiddelde goudprijs van ongeveer US$ 1.160 per troy ounce in 2015, vergeleken met een goudprijs van rond de US$ 2.799,76 per troy ounce in 2024. Sinds 1 januari 2023 is het royaltietarief voor de kleinschalige goudsector ook verhoogd van 4,5 procent naar 5,5 procent.
Een andere belangrijke factor was de terugtrekking van Suralco, de dochteronderneming van Alcoa, uit de bauxietindustrie in Suriname. In 2015 kondigde Suralco aan zijn activiteiten in het land te stoppen, wat niet alleen resulteerde in verlies van werkgelegenheid en productiecapaciteit, maar ook in een aanzienlijk verlies van belastinginkomsten voor de overheid. Suralco was lange tijd een van de grootste belastingbetalers en exporteurs van Suriname.
De dalende bauxietprijzen in het bijzonder hadden een directe impact op de inkomsten uit de mijnbouwsector, die jarenlang de belangrijkste bron van inkomsten (deviezen) voor Suriname was. Het vertrek van Suralco verzwakte de financiĆ«le positie van de overheid aanzienlijk. Dit verlies van inkomsten leidde tot een grotere afhankelijkheid van andere inkomstenbronnen, zoals de belastinginkomsten en royalty’s uit goud. De bauxietsector is nu weer actueel door de voorgenomen investeringen.
Door de dalende grondstofprijzen en de terugtrekking van Suralco daalden de overheidsinkomsten aanzienlijk. De Surinaamse regering stond voor de uitdaging om haar begrotingstekorten te beheren en haar schuldenlast te verlagen, wat leidde tot een verslechtering van de financiƫle situatie van het land. De fiscale tekorten van de overheid werden steeds moeilijker te beheren.
De regering moest uiteindelijk een beroep doen op externe leningen en hulpprogrammaās om de economie te stabiliseren, wat de schuldenlast van het land verhoogde. Het herstelprogramma, geĆÆntroduceerd door de regering-Bouterse/Adhin in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), werd geĆÆmplementeerd om de overheidsfinanciĆ«n te verbeteren en de economische stabiliteit te herstellen. Het programma richtte zich op het verlagen van de overheidsuitgaven, het verhogen van belastinginkomsten en het implementeren van structurele hervormingen.
In de tabellen wordt de economie feitelijk weergegeven vanaf 2010.
In tabel 2 zien we dat de maand-op-maandinflatie in januari (4,2 procent) en februari 2020 (7,0 procent) nog vrij laag was. De covid-19-pandemie had ook een ingrijpende impact op de Surinaamse economie, vooral in de aanloop naar de verkiezingen van 2020.
De wereldwijde lockdowns en stillegging van sectoren verergerden de al kwetsbare economie van Suriname. Hierdoor verslechterde de economische situatie verder. Dit is terug te zien in de cijfers. De groeicijfers laten dit ook zien, waarbij we gingen van een positieve groei van 1,2 procent in 2019 naar een negatieve groei van 16 procent in 2020.
Het herstelprogramma onder de regering Santokhi-Brunswijk is in wezen een voortzetting van het beleid dat onder de regering Bouterse-Adhin werd geĆÆnitieerd. De kernmaatregelen van het programma zijn nagenoeg hetzelfde gebleven, namelijk het stabiliseren van de economie, het verbeteren van de overheidsfinanciĆ«n en het versterken van de private sector. Dit omvat belastinghervormingen, het verlagen van overheidsuitgaven en het bevorderen van export. De kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), die onder Bouterse-Adhin al centraal stonden in het beleid, blijven ook onder de huidige regering een belangrijk aandachtsgebied voor groei.
De herstelprogramma’s bevatten diverse prioriteitsmaatregelen en programma’s van de betrokken ministeries en instanties, die in de afgelopen tien jaar in veel opzichten grotendeels ongewijzigd zijn gebleven. Het herstelplan van 2020-2022 voegde schuldherschikking toe na de default van oktober 2020. De bestaande fondsen zijn door de huidige regering voortgezet en verder uitgebouwd om de economische stabiliteit en groei van Suriname te ondersteunen.
Een belangrijk verschil tussen het herstelprogramma van de regering Bouterse-Adhin (2016-2017) en dat van de huidige regering is dat de uitvoering van het herstelprogramma nu plaatsvindt in een andere economische context. De wereldmarktprijzen voor olie zijn gunstiger en er wordt verwacht dat de olie-inkomsten op korte termijn extra zullen toenemen, wat een positief effect heeft op de economische omstandigheden en de begroting.
Het is echter belangrijk om te benadrukken dat de fundamenten voor deze verwachte olie-inkomsten al zijn gelegd tijdens de vorige regering. De grote olieovereenkomsten die Suriname een nieuwe kans bieden, werden namelijk al tijdens het vorige regime afgesloten. Een van de belangrijkste overeenkomsten werd afgesloten met de Amerikaanse oliemaatschappij Apache, de Britse oliemaatschappij Tullow Oil en TotalEnergies. Deze overeenkomsten legden de basis voor de toekomstige olieproductie in Suriname. De eerste olieontdekking in blok 58 van Suriname werd op 7 januari 2020 aangekondigd door Total Energies en Apache Corporation.
De olieproductie in Suriname zal naar verwachting vanaf 2028 beginnen, met de mogelijkheid om jaarlijks tot US$ 26 miljard te genereren. Een deel van de olie-inkomsten moet niet alleen bijdragen om de begrotingstekorten weg te werken, maar ook om de financiering van belangrijke infrastructuurprojecten en andere investeringen veilig te stellen die de economie op lange termijn kunnen versterken. Op advies van het IMF zijn hervormingen doorgevoerd in de allocatie van middelen van het fonds in lijn met internationale standaarden, zoals de Santiago Principles. Met het overige deel van de inkomsten worden de reserves opgebouwd voor toekomstige generaties.
Onder de regering Bouterse-Adhin werden er maatschappelijke consultaties gehouden om draagvlak te creƫren voor de voorgestelde hervormingen. Deze consultaties waren bedoeld om vakbonden, werkgeversorganisaties en andere maatschappelijke groepen te betrekken bij het beleid en ervoor te zorgen dat er voldoende steun zou zijn voor de noodzakelijke maatregelen. Toch bleek dat deze inspanningen niet voldoende waren om deze groepen te overtuigen van de noodzaak van belastingverhogingen en het afbouwen van subsidies. De hervormingen leidden tot massale protesten en onrust, waarbij het verzet tegen de aangekondigde maatregelen ertoe leidde dat het IMF-programma abrupt werd beƫindigd.
De regering Santokhi-Brunswijk heeft deze ervaringen meegenomen en geprobeerd om meer nadruk te leggen op het verkrijgen van maatschappelijk draagvlak. De vraag blijft of de huidige regering in staat zal zijn om het beleid voort te zetten zonder dezelfde mate van sociale ontwrichting bij het wegvallen van de steun van IMF-leningen. Het blijft een uitdaging om economische maatregelen te combineren met sociale maatregelen, vooral wanneer hervormingen als belastingverhogingen en de afbouw van subsidies op de agenda staan.
De uitdaging blijft echter om de verwachte olie-inkomsten duurzaam te beheren, zodat ze een positieve impact hebben op de lange termijn. Hierdoor kan men de sociale en economische stabiliteit van Suriname waarborgen.
Drs. Vincent Fernandes, MSPH