Na de FID is enerzijds enthousiasme bij de coalitie en goedkope kinnesinne bij alle opposanten begonnen, en anderzijds is het gebruikelijke cynisme in Suriname hoorbaar. Je ziet en hoort ze nu overal in de media. Dat is Suriname: veel praten, de hele dag praten, maar niks opleveren, en vaak praten zonder onderbouwing of documentatie.
De FID heeft twee dingen duidelijk gemaakt, namelijk (1) er is commercieel winbare olie in Suriname, dus naast Gran Morgu zal Suriname nog een paar projecten krijgen en (2) er komt in de komende drie regeertermijnen veel geld beschikbaar, in de orde van grootte van US$ 50 miljard. Het kan iets meer of minder zijn, maar zelfs als het de helft is, dus US$ 25 miljard, is dat nog steeds veel geld. Genoeg reden om uit je bed te komen, zou je denken.
Je zou verwachten dat bij zoveel geld een land aan strategische planning doet en goed nadenkt over de ontwikkeling van het land. Er is al eerder door de vorige en de huidige CEO opgeroepen tot een maatschappelijke discussie over hoe het geld te besteden, maar Surinamers praten liever over de kleur van de schoenen van de first lady dan over ontwikkelingsplannen.
Maatschappelijke discussie
De oproep van de CEO gaat verder dan het vormen van een fonds, wat evident is, maar het gaat om de discussie over wat je met het geld uit dat fonds moet doen, naast uiteraard hoe het fonds beheerd moet worden. Deze discussie komt niet op gang. Wat wel loskomt, is de grote fascinatie van mensen voor hoe politici dat geld gaan roven. Surinamers hebben de afgelopen periode veel tijd besteed aan “doemdenkerij” in plaats van creatief te zijn met suggesties voor de ontwikkeling van het land.
Naast de maatschappelijke discussie over de besteding van het geld voor de ontwikkeling van het land, moeten natuurlijk ook andere discussies worden gevoerd, zoals controle en toezicht op de olie- en gasindustrie, wet- en regelgeving voor de sector, en de rol en verantwoordelijkheid van het parlement en de regering. Dit artikel richt zich alleen op de maatschappelijke discussie over de besteding van het geld voor de ontwikkeling van het land. Andere onderwerpen zullen apart worden behandeld.
In deze maatschappelijke discussie hebben we te maken met twee belangrijke groepen: de politici en de maatschappelijke organisaties.
Rol politici
Politici moeten aangeven wat hun ontwikkelingsvisie en plan is voor Suriname, en ze moeten dit plan ruim vóór de verkiezingen van mei 2025 presenteren en publiceren. Dit is belangrijk, omdat de partijen die in mei 2025 aan de macht komen waarschijnlijk langer zullen blijven, verlengingen krijgen en verantwoordelijk zullen zijn voor de besteding van het geld. Het bizarre is dat alle partijen tot nu toe verzuimen met zo’n visie en plan te komen.
Velen weten niet eens wat het is, hoe ze het moeten opstellen en verschuilen zich achter allerlei smoesjes, zoals “mijn concurrent gaat het kopiëren”. Saillant detail is dat deze politici wel oproepen om alle contracten van Staatsolie online te zetten, terwijl zij hun plan, waarmee ze de stem van het volk willen winnen, niet met het volk willen delen. Vals en hypocriet? Zeg het maar.
Bij gebrek aan inspiratie bij de politici om met een ontwikkelingsvisie en plan te komen, verwijs ik hen naar eerdere artikelen in de hoop dat ze hieruit kunnen putten en een eigen versie kunnen maken:
1. Probleem Suriname meerkoppig monster, oplossing meervoudig
2. Lege hype over leiderschap kenmerkend voor leegte in discussies
3. Inhoud en oplossing om uit verziekte samenleving te geraken
4. Hoeveel miljard US-dollar heb je nodig en wanneer kan jij mij terugbetalen?
Het feit dat de politici ondanks herhaaldelijke oproepen nog steeds niet met een visie en plan kunnen komen, is zeer zorgwekkend. In dit verband moeten Surinamers Jagessar dankbaar zijn voor zijn wijze en moedige woorden toen hij opriep om ervoor te zorgen dat er leiders komen die goed met het geld kunnen omgaan. Wie zou het oneens met hem kunnen zijn?
Als politici nu niet eens kunnen vertellen hoe ze het land met al dat geld gaan ontwikkelen, wat hebben ze dan op 25 mei te zoeken? Ze hebben nu niets te bieden, maar ze willen wel stemmen. Om wat te komen doen? Deze politici komen kennelijk alleen voor de oliedollars voor hun eigen zakken, want ze hebben geen visie en geen plan voor het land.
Rol gemeenschap
De gemeenschap heeft ook een rol en verantwoordelijkheid: zij kan “input” leveren voor de richting van de ontwikkeling van het land. Maatschappelijke organisaties en belangrijke bedrijven moeten nu gaan nadenken over hoe Suriname er in de toekomst uit kan zien. Het wordt tijd dat er inhoudelijke uitwisseling van ideeën plaatsvindt tussen vakgenoten en professionals.
We moeten hopen dat men in Suriname de handschoen oppakt en de discussie begint te voeren. Wat zou het mooi zijn om te zien dat verschillende groepen gaan brainstormen en nadenken over drie punten: (1) hoe Suriname er over 10 tot 15 jaar uitziet, (2) welke grote stappen er moeten worden gezet, en (3) een ruwe inschatting van de benodigde kapitalen. Het begint met een eerste versie en een schatting. In dit verband is de uitdrukking “better approximately right than precisely wrong” van toepassing.
Laten we bijvoorbeeld de volgende groepen aan het werk zetten:
– Vereniging van Medici: brainstormen over een goed zorgsysteem van wieg tot graf.
– Rotary, Lions en Quota: faciliteren een discussie over een gebalanceerde maatschappelijke visie (a-politiek, leden brainstormen op persoonlijke titel).
– AdeKUS, FHR en InHolland Suriname: werken samen aan het brainstormen over een goed onderwijssysteem.
– VES en Vereniging van Juristen: discussiëren over een efficiënte overheid.
– VES en landbouwers: brainstormen over de Agri Business, met name de rijstindustrie.
– SLM en Luchthavenbeheer: brainstormen over de luchtvaart, airport, en logistiek over 10 tot 15 jaar.
– Vereniging van Accountants werkt samen met VSB en VES om na te denken over industriepolitiek en de opzet van verschillende industrieën.
Kortom, in Suriname moet het komende jaar intensief worden gediscussieerd en veel concept-blauwdrukken worden geproduceerd die als input kunnen dienen voor de regering. Dan doet de gemeenschap iets, in plaats van alleen te klagen op de veranda of onder de amandelboom.
Rol media en commentatoren
De Surinaamse media moeten zowel politici als maatschappelijke groepen blijven aansporen. Ze moeten de politici bevragen op hun visie en plan, en maatschappelijke organisaties blijven aansporen tot discussie en brainstormen. De media en commentatoren moeten al die plannen en blauwdrukken ter discussie stellen om ze aan te scherpen en te verrijken. Deze brede discussies zullen de conceptversies verrijken, waardoor het land vooruitkomt.
Suriname moet nu leren meer inhoudelijke discussies te voeren over de ontwikkeling van het land. Er is geen goed of fout; al doende leert men, men moet gewoon beginnen. Zoals mijn 4-jarige nichtje zegt: “Van proberen gaat men leren.” Dat is een wijsheid die zo toepasselijk is voor Suriname.
Hikmat Mahawat Khan