Terwijl anderen in juichende sfeer waren, de politiek en Alcoa/Suralco, stond voor bijkans zes duizend Aucaners en Saramaccaners een onduidelijke toekomst te wachten. De dag van 1 februari 1964 markeerde het moment van de straks genoemde onduidelijk en dus onzekere toekomst voor deze groepen Surinamers.
Op 1 februari 1964 werden namelijk de kleppen van de Afobakkadam voor de eerste keer dichtgegooid. Met deze handeling werd op feestelijke wijze door de politiek en Alcoa/Suralco de aanzet gegeven tot de fysieke vorming van hetgeen later zou heten, het Prof. dr. ir. W.J. van Blommensteinmeer. Het is dus vandaag exact 55 jaar geleden dat de voornoemde groepen Surinamers ‘gedwongen’ moesten wijken naar nieuwe onbekende gebieden.
De onbekende gebieden met alle gevaren trotserend, werden acties ondernomen om hun voortbestaan te verzekeren. Het zou niet iedereen lukken om de strijd voor het voortbestaan van de groepen, succesvol te voeren. Het zijn gelukkig nakomelingen van de zichzelf bevrijdde slaven van Afrikaanse afkomst, die van generatie op generatie met de paplepel de survival strategie in de jungle is bijgebracht. Er hebben zich diverse problemen op spiritueel gebied voorgedaan, die zoals gebruikelijk op de eigen wijze zijn opgelost. De grootste uitdaging voor de groepen was om de dorpen op de nieuwe locatie bijeen te houden.
Ondanks alle pogingen daartoe, zijn de meeste dorpen gefragmenteerd met alle nare sociaal-maatschappelijke en culturele gevolgen van dien. Neem maar als voorbeeld de spanning die ontstond tussen de dorpeling (familie) van Ganzee. Dit dorp viel in eerste instantie in drie delen uit elkaar. Later zou dit aantal teruggebracht worden tot twee, namelijk Nieuw-Ganzee en Klaaskreek.
Ook andere dorpen waaronder mijn geboortedorp Koffiekamp, is in twee delen uiteengevallen, namelijk Nieuw-Koffiekamp en Eendracht/Marchalkreek. Van de acht Aucaanse dorpen en de 27 Saramaccaanse dorpen die hun traditionele woongebied gedwongen moesten verlaten, is slechts het dorp Alasabakka bespaard gebleven van fragmentatie. Een jaar of twee nadat de mensen zelf onder erbarmelijke situatie de relocatie tot stand hebben gebracht, kwam politiek Paramaribo enkele mensonterende woningen opzetten, welke zij populair moderne hutten noemde.
De financiële compensatie voor geleden materiële schade die conform het plan naar deze ontheemden toe gepleegd is geworden, is naderhand gebleken verre van rechtvaardig, redelijk en billijk te zijn. De Staat Suriname heeft derhalve mijns inziens nog de plicht deze onrechtvaardige compensatie, recht te trekken. Het hoeft voor wat mij betreft niet in contant geld te geschieden. De Staat zou bijvoorbeeld de zogenoemde moderne hutten kunnen ombouwen tot twee- of driekamerwoningen. Verder zouden deze mensen/dorpen tegen een zeer sterk gereduceerd tarief van de energievoorziening kunnen blijven gebruikmaken.
Hoe het ook zij, er is veel materiële en mentale schade geleden en zijn offers gebracht voor de nationale ontwikkeling door deze ontheemden. De tragiek wil dat mijn dorp Koffiekamp hard midden in een goudconcessie staat waar een groot mijnbouwbedrijf met zeer toxine middel (cyanide) en dynamiet grootschalig aan grondexploitatie doet. Weer voor de nationale ontwikkeling. Het dreigend gevaar is dat er rekening mee gehouden wordt, dat een tweede relocatie van Koffiekamp kan plaatsvinden. Laat mij gelijk waarschuwen dat met de ervaring van de transmigratie van 1964, een tweede relocatie niet simpel zal gaan. We hebben als Koffiekamp Collectief goede voorbereidingen getroffen voor alle eventualiteiten in voornoemde richting.
Hoewel er nog steeds heimwee is naar voor 1964, moet ik stellen dat er zich vele positieve ontwikkelingen (op eigen kracht) hebben voorgedaan in de diverse transmigratiedorpen. En dat sterkt ons. Ik roep hierbij alle belanghebbenden en zij die solidair zijn met deze ontheemden op, om de dag der transmigratie op 1 februari te gedenken.
Bert Eersteling