Met de inwerkingtreding van het nieuwe Surinaamse Burgerlijk Wetboek (BW) op 1 mei 2025 is het concubinaat wettelijk erkend. In Boek 1 en 4 zijn expliciet artikelen opgenomen over concubinaat, dat wordt omschreven als “samengeleefd als waren zij gehuwd”. In Boek 3, 6 en 7 zijn eveneens artikelen opgenomen die op het concubinaat van toepassing zijn; daarvoor worden onder andere de begrippen “partner en levensgezel” gehanteerd.
Enkele van deze regels:
Regeling vergoedingsrechten (Artikel 1:87a BW)
Als een van de partners financieel heeft bijgedragen aan de aankoop of verbetering van een goed (bijvoorbeeld een woning) dat op naam van de andere partner staat, ontstaat er een vergoedingsrecht. Tevens is vastgelegd dat, ingeval de woning in waarde toeneemt, de ander ook gerechtigd is tot een evenredig deel van de waardevermeerdering.
Regeling bewijslast (Artikel 1:131a BW)
Wanneer niet bewezen kan worden aan wie bepaalde goederen toebehoren, worden deze geacht gemeenschappelijk eigendom te zijn. In dat geval zal het goed aan beide partijen voor de helft toebehoren.
Regeling gebruik van de woning bij beëindiging van de concubinaatsrelatie (Artikel 1:165a BW)
Indien een concubinaatsrelatie tien jaar of langer heeft geduurd, kan een rechter bepalen dat een partner tot maximaal negen maanden in de woning van de andere partner mag blijven wonen tegen een redelijke gebruiksvergoeding.
Regeling vergoeding van bevallingskosten (Artikel 1:408a BW)
De verwekker van een kind is verplicht om de kosten van de bevalling en het onderhoud van de moeder gedurende de eerste zes weken na de bevalling te vergoeden, zelfs als het kind doodgeboren is.
Regeling partneralimentatie bij beëindiging van de relatie (Artikel 1:408b BW)
Na beëindiging van een langdurige concubinaatsrelatie kan de rechter bepalen dat een van de partners alimentatie aan de ander moet betalen, afhankelijk van factoren zoals de duur van de relatie, financiële afhankelijkheid en de aanwezigheid van kinderen.
Regeling verzorgingsvruchtgebruik na overlijden van de levenspartner (Artikel 4:30b BW)
Een concubine of concubaan die ten minste tien jaar samenwoonde met de overledene, kan door de rechter gelijkgesteld worden aan een echtgenoot en zo aanspraak maken op verzorgingsvruchtgebruik van de woning en inboedel. De erflater kan volgens lid 2 zowel een echtgenoot als een concubine (concubaan) achterlaten.
Regeling omtrent schadevergoeding bij schade aan lichaam en geest of overlijden van een levensgezel door fout van een derde (Artikel 6:107 en 6:108 BW)
Indien een partner overlijdt of gewond raakt door de fout van een derde, kan de achterblijvende partner aanspraak maken op schadevergoeding, inclusief vergoeding van affectieschade.
Regeling omtrent huren van een woning (Artikel 7:240 lid 1 BW)
Na twee jaar samenwonen wordt een partner automatisch medehuurder van de woning. Dit betekent dat de partner die de woning huurt, de ander niet zomaar uit huis kan zetten.
Bescherming van kinderen uit een concubinaatsrelatie
Het nieuwe BW bevat ook bepalingen ter bescherming van kinderen uit concubinaatsrelaties. Artikel 1:404 BW verplicht beide ouders om financieel bij te dragen aan de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Artikel 1:394 BW stelt expliciet dat de verwekker of de levensgezel van de moeder, die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg heeft gehad, verplicht is in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind te voorzien.
Op basis van artikel 1:207 BW (gerechtelijke vaststelling vaderschap) zal via DNA-onderzoek worden vastgesteld wie de verwekker is. Verder bepaalt artikel 1:395a BW: “Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt.”
Conclusie
Met de invoering van het nieuwe Surinaamse BW krijgen concubines en concubanen eindelijk de wettelijke erkenning en bescherming die voorheen ontbrak. Veel zal afhangen van de bewijslast, waarbij artikel 3:119 BW een belangrijke rol zal spelen. Om de bewijslast vast te stellen, zal er waarschijnlijk veel discussie ontstaan tussen de scheidende levenspartners, en mogelijk zal artikel 3:110 BW hierin een rol spelen. Artikel 3:110 BW bepaalt dat de rechtsverhouding tussen partijen met zich meebrengt dat de aanschaf door de één tevens impliceert dat die mede wordt aangeschaft voor de ander.
Daarnaast ben ik zeer benieuwd naar de (praktische) werking van artikel 4:30b lid 2, waarin sprake is van zowel een echtgenoot als een levenspartner van een erflater. Veel zal in de praktijk door rechterlijke uitspraken moeten worden vastgesteld.
Mr. Michel Boetius, MBA
mboetius@yahoo.com
Download hier het artikel (.pdf)