Vicepresident (vp) Ronnie Brunswijk uitte zijn frustratie over de behandeling van het binnenland en de verdeling van sociale steun, voorafgaand aan de wekelijkse vergadering van de Raad van Ministers (RvM). In reactie op vragen van journalisten over de gebrekkige sociale ondersteuning voor mensen met een speciale hulpvraag in het binnenland, reageerde Brunswijk geïrriteerd: “Ik ga boos worden, die vraag moet je stellen aan de president en de minister van Financiën en Planning.”
De vicepresident benadrukte dat hij regelmatig klachten hoort van de inwoners van het binnenland over de achterstand in het ontvangen van diensten en voorzieningen die in Paramaribo wel beschikbaar zijn. “Het is recht voor een recht voor allen,” stelde Brunswijk, en hij bekritiseerde de overheid voor het niet adequaat aanpakken van de sociale problemen in het binnenland. Volgens hem wordt het binnenland “stiefmoederlijk behandeld” en blijven veel problemen onopgelost.
Brunswijk benadrukte echter dat zijn macht beperkt is. “Ik kan niets doen voor die mensen,” verklaarde hij. “Ik ben de vicepresident, maar in de Grondwet staat duidelijk dat elk besluit dat tijdens de RvM is genomen, door de president kan worden teruggedraaid, en dat gebeurt vaker.” Hiermee gaf hij aan dat zijn invloed op bepaalde beslissingen beperkt is, en dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid vaak bij de president ligt.
De vicepresident reageerde verder nauwelijks op de vragen van de pers en herhaalde meerdere keren: “U wan mi piki tapu a vraag disi?” Hij weigerde ook commentaar te geven op de recent bekendgemaakte schoolresultaten van het schooljaar 2023/2024, waarin een aanzienlijke daling in de prestaties werd gerapporteerd door minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur Henry Ori.
Verder gaf Brunswijk aan dat alle afspraken die binnen de regering worden gemaakt, zowel door hem als door de president worden ondersteund. Echter, hij benadrukte dat hij niet altijd op de hoogte is van wat er in de kranten wordt geschreven over bepaalde kwesties.