“Welvaart en welzijn voor nazaten liggen voor een belangrijk deel in eigen handen. Alleen door het verleden te kennen en te reflecteren, kunnen we zien welke weg we moeten inslaan en welke mogelijkheden we moeten benutten,” zei Johan Roozer, voorzitter van het Nationaal Comité Herdenking Slavernij en Onderzoek naar de Gevolgen van het Slavernijverleden, op 1 juli bij de herdenking van 161 jaar afschaffing van de slavernij bij het standbeeld van Kwakoe.
Het thema van dit jaar was: ‘De opgave voor een voorspoedige toekomst.’ In zijn toespraak richtte Roozer zich tot de nazaten van de tot slaaf gemaakten en benadrukte dat bevrijding en zelfbevrijding niet geschonken worden, maar mogelijk gemaakt moeten worden. Hij noemde dit een lang proces met kleine stappen.
“Slavernij is een moeilijk dossier dat zelfs polariserend werkt. Het is soms moeilijk anderen te overtuigen dat het niet alleen om geld gaat, maar dat ook persoonlijke offers moeten worden gebracht. Het gaat om gerechtigheid, bevrijding en zelfbevrijding,” zei Roozer.
Hierbij sprak hij ook zijn dankbaarheid uit aan Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname, die de afgelopen dertien jaar veel werk heeft verzet op dit gebied. Het omarmen van nazaten van slaaf gemaakten brengt volgens hem ongemak met zich mee bij het zoeken naar meerstemmigheid. Soms lopen emoties zo hoog op dat gesprekken doodlopen.
“Vrij zullen we pas zijn als Surinamers de capaciteit en gelegenheid hebben om samen te werken aan de ontwikkeling van ons land en daarbij de mogelijkheden met elkaar benutten,” stelde hij. Roozer deelde mee dat de grootste vrijheid is wanneer nazaten in staat zijn het bestuur over zichzelf te voeren. Dit vraagt om zelfbeheersing, discipline, karakter, persoonlijke inzet, achting voor zichzelf en anderen, zelfkennis, zelfrespect, vooruitgangsdrang, zelfreflectie en respect voor medemensen.
Roozer zei dat na de excuses van Rutte en koning Willem-Alexander veel is gesproken over rechtsherstel, het belang van historische kennis en de effecten van de doorwerking, maar dat de excuses, dialogen en onderzoeken niet veel hebben opgebracht. “Het is vooralsnog niet duidelijk welke weg we op willen met ons eigen slavernijverleden en wat te doen met de aangeboden excuses. Er is ook geen formele reactie op de excuses gekomen. De vraag is: heeft het nog zin?” stelde Roozer.
Het Nationaal Comité Herdenking Slavernij en Onderzoek naar de Gevolgen van het Slavernijverleden wil dat de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van slavernij op zinvolle wijze plaatsvindt en dat de hoogste politieke vertegenwoordiging er altijd bij moet zijn.
Roozer pleitte voor een onderzoeksgroep om slavernij en de structuur die het slavernij- en koloniale systeem hebben achtergelaten te onderzoeken. Daarnaast zou er ook onderzoek moeten komen naar armoede, onderontwikkeling, sociale uitsluiting en economische gelijkheid.
Hij pleitte tevens voor de oprichting van een herdenkingsmonument en een inventarisatie van herstel en genoegdoening voor nationale helden. Samenwerking met musea en archiefinstellingen moet volgens hem resulteren in het zichtbaar maken van het slavernijverleden van Suriname in alle facetten.