Martin Bosma, voorzitter van de Nederlandse Tweede Kamer, mag de activiteiten rond 1 juli niet onteren. Dit laat de Coalitie voor een Waardige 1 juli weten in een persbericht. Een groep van 150 personen, zo ook 35 organisaties, protesteren ertegen dat Bosma op 1 juli het woord zal voeren ondanks eerdere racistische uitlatingen naar Afro- en Inheems-Caribische Nederlanders.
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Gemeente Amsterdam en het NiNsee wordt er dringend aandacht gevraagd voor deze kwestie. Het verzoek: stuur een vervanger, stuur iemand die het meent.
Traditioneel leggen de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer een krans tijdens de herdenking van 1 juli namens de Nederlandse volksvertegenwoordiging. Deze eerbetuiging wordt als een belangrijk moment gezien, waaruit erkenning blijkt voor van het toegebrachte leed. De Coalitie vindt het beledigend naar personen die zijn voorgegaan van de Afro- en Inheems-Caribische gemeenschap. De vele racistische uitlatingen die Bosma gedaan heeft maakt hem ongeschikt om te praten namens de Nederlandse regering.
Bosma verspreidde onder andere racistische omvolkingstheorieën; sprak in het kader van het herdenkingsjaar over ‘slavernijgedram’, ‘anti-blank racisme’, en over ‘propaganda en indoctrinatie’ ten aanzien van het slavernijverleden. Hij pleitte tegen de rehabilitatie van de verzetsheld Tula en noemde Tula een ‘racistische moordenaar’.
Ook pleit Bosma’s PVV ervoor om de excuses voor het slavernijverleden in te trekken, die namens de Nederlandse Staat op 19 december 2022 door premier Rutte zijn uitgesproken. Tenslotte is onlangs duidelijk geworden dat Bosma nauw betrokken is bij een nieuwe apartheidsbeweging in Zuid-Afrika. “Dat is in strijd met de trots van dit land om zijn steun aan de vrijheidsstrijder Nelson Mandela.”
Door Bosma in de gelegenheid te stellen mee te doen aan de activiteiten wordt er volgens de Coalitie gewerkt aan het normaliseren en accepteren van racistische uitingen. “Deze daad wordt hiermee een politiek statement dat een lachertje maakt van het in onze Grondwet verankerde mensenrecht van non-discriminatie.”