De onlangs aangenomen Anticorruptiewet is onvoldoende uitgewerkt. Er ontbreken belangrijke wetsteksten die een preventieve werking nastreven en duidelijke definities. Zo is het onduidelijk en/of ongedefinieerd of er sprake moet zijn van fraude en/of van een economisch delict. Daarnaast wordt er geen onderscheidt gemaakt in een bij de overheid en/of bedrijfsleven aangestelde functionaris. Het is ook van belang om de functies zo goed mogelijk te definiëren. Andere definities die onvoldoende zijn gedefinieerd betreft wanneer is er sprake van een gift, dienst of belofte?
Ook is er geen scheiding is tussen een parlementariër, politicus en/of commissielid. Een parlementariër kan dus drie verschillende petten op hebben en zijn/haar macht misbruiken ten gunste van zijn/haar handeling, terwijl dit in het bedrijfsleven niet mogelijk is. Nog ingewikkelder is het fenomeen als een persoon uit het bedrijfsleven zitting heeft in een overheidsorgaan, bijvoorbeeld een staatsraadadviseur. Dit onderscheid is wel degelijk van belang, aangezien overheidsfunctionarissen een andere rol hebben in de samenleving dan functionarissen uit het bedrijfsleven.
Eerstgenoemde dient namelijk het maatschappelijke belang waarvoor desbetreffende functionaris is aangesteld. Terwijl een bedrijf zich meer richt op het verdienmodel met als oogmerk het maken van winst. Dit in oogschouw genomen zou dus inhouden dat een overheidsfunctionaris niet is aangesteld om een zo hoog mogelijke winst te maken van de door zijn/haar uitgevoerde werkzaamheden respectievelijke uitgevoerde opdracht, maar het verlenen van een correcte dienst aan burgers.
De vraag die dan gesteld mag worden is hoeveel een overheidsfunctionaris mag bijverdienen? Neem als voorbeeld een parlementariër en zijn/haar rol in DNA. De belangrijkste kerntaak van een parlementariër is het houden van toezicht op het goedgekeurde regeringsbeleid en de daarbij behorende staatsbegroting. Een problematiek dat nu speelt, is dat menig parlementariërs ook zitting hebben in verschillende commissies met bijbehorende bezoldigingen. Strikt genomen is dit een nevenfunctie, aangezien desbetreffende parlementariër op een democratische wijze gedurende een periode is gekozen om zijn achterban te vertegenwoordigen. De aanstelling voor een nevenfunctie, zoals lid van een commissie, is dus niet gestoeld op een democratische aanstelling c.q. benoeming. Daarnaast hebben parlementariërs vele voordelen die men in het bedrijfsleven niet heeft.
Een ander belangrijk onderwerp dat niet goed is uitgewerkt betreft de begrippen fraude en economisch delict dat door een regeringsvertegenwoordiger is gepleegd. Een minister die betrokken is bij fraude/economisch delict kan worden ontheven door de president of door DNA door middel van een motie van wantrouwen. Een veel voorkomende kwestie is dat indien bovenstaande kwestie heeft plaatsgevonden desbetreffende minister wederom, al is het is een andere hoedanigheid, een functie verkrijgt bij een overheidsorgaan. Terwijl juist een minister een belangrijke voorbeeldfunctie heeft. Het zou passend zijn dat indien er sprake is van betrokkenheid bij een fraude/economisch delict desbetreffende minister bij wet geen werkzaamheden meer bij een overheidsorgaan mag uitvoeren.
In het bedrijfsleven zal een frauderende functionaris op staande voet worden ontslagen, met de kans dat de functionaris een stempel krijgt en moeilijk weer een functie bij een ander bedrijf krijgt aangeboden. Ook als het gaat om belastingontduiking wordt het bedrijfsleven harder getroffen dan een frauderend overheidsorgaan.
Als uit preventieve werking wordt geredeneerd dienen alle nevenfuncties van een bij de overheid aangestelde functionaris openbaar te worden gemaakt. Daarnaast zal een bestuursrechter, is nog niet in werking, zich moeten buigen over kwesties die onder de noemer vallen van publiek (of privaat) versus publiek. Strafrecht is namelijk gestoeld op wetten die privaat versus privaatrechtelijke kwesties behandelen. Ook dit is een gemis in de Anticorruptiewet. Er wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen bestuursrecht en privaatrecht. Terwijl dit wel van belang is aangezien een bepaald specialisme is vereist wil een rechter een uitspraak doen dat eveneens als jurisprudentie kan dienen. Te meer dat er wel advocaten zijn die zich hebben gespecialiseerd in een bepaald rechtsgebied. Het is namelijk ondoenlijk om kennis te hebben van alle wetten die van toepassing zijn.
De Anticorruptiewet is dus niet alleen bedoeld als de feitelijkheden zijn begaan, maar ook ter voorkoming dat deze worden gepleegd. De Wet Openbaarheid van Bestuur is een van de zaken die daarbij een belangrijk onderwerp is dat nog niet door DNA is behandeld in het kader van anticorruptie. Een burger kan dus geen verzoek indienen dat er bepaalde van belang zijnde staatsdocumenten openbaar worden gemaakt. Daarentegen is een zoveelste commissie in het leven geroepen die alleen rapportageplicht heeft jegens een instantie en/of organisatie.
De gewone hardwerkende burger kan dus niets met de aangenomen Anticorruptiewet. Het is niet controleerbaar en niet te handhaven. Een juiste aanvang zou dan ook zijn dat er periodiek nevenfuncties met bijbehorende bezoldigingen worden gepubliceerd, zodat burgers ook inzichten verkrijgen in het functioneren van parlementariërs die ook nog regelmatig afwezig zijn in DNA.
R.P.K. Mohansingh